|
Togo Togo (voorheen Togoland) is een land in Afrika dat grenst aan Ghana, Burkina Faso, Benin en aan de Atlantische Oceaan (Baai van Benin). Geschiedenis. Vlak na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd Togo door de Fransen en Britten op de Duitsers veroverd (1914). Na de Eerste Wereldoorlog werd Togo een Volkenbond-mandaatgebied. West-Togo werd aan de Britse kolonie Goudkust (thans Ghana) toegevoegd, terwijl Oost-Togo onder de naam 'Togo' werd bestuurd door de Fransen. Na de Tweede Wereldoorlog werd de Volkenbond opgeheven waarna Beide Togo's VN-mandaatgebieden werden (1946). Beide gebieden bleven echter bestuurd door de Britten en Fransen. Brits Togo (dat dus onderdeel was geworden van Ghana) koos in 1956 per referendum voor aansluiting bij Ghana. In 1956 verkreeg Frans Togo autonomie binnen de Franse Unie. Nicolas Gruntitzky van de Progressieve Partij van Togo (PTP) werd minister-president. De verkiezingen van 1958 werden echter gewonnen door Sylvanus Épiphanio Olympio's Comité de l'Unité Togolaise (CUT). Olympio werd daarop minister-president. Premier Olympio behoorde tot de Ewe-bevolkingsgroep. Op 27 april 1960 werd Togo een onafhankelijke republiek met Olympio als eerste president en premier. In 1961 werd het ambt van premier afgeschaft. President Olympio hoopte een Unie te vormen bestaande uit Dahomey, Ghana en Togo, omdat in die drie landen de Ewe de grootste bevolkingsgroep vormden. Dit bleek echter niet mogelijk. President Olympio's politiek was vooral pro-Ewe, wat hem de woede op de hals haalde van de andere bevolkingsgroepen. Met behulp van het leger pleegde ex-premier Nicolas Grunitzky in januari 1963 een staatsgreep waarbij president Olympio om het leven kwam. Grunitzky werd op 15 januari 1963 president van de republiek. Grunitzky's beleid - ondersteund door zijn Togolese Volksbeweging - bleek echter nauwelijks af te wijken van die van Olympio. Ook onder Grunitzky werden vooral de Ewe-volkeren voorgetrokken. Op 14 januari 1967 trok het leger de macht naar zich toe en werd generaal Étienne Eyadéma president en minister van Defensie. Om de rust en orde te herstellen en een burgeroorlog tussen de verschillende bevolkingsgroepen te voorkomen, werden politieke partijen (die praktisch allemaal etnisch georganiseerd waren) en vakbonden verboden. In november 1969 richtte Eyadéma een eenheidspartij op, de Rassemblement du Peuple Togolais (RPT). De RPT moest alle volkeren omvatten en stelde het tot haar doel eenheid te creëren. Het regime van Eyadéma was corrupt en de mensenrechten werden geschonden. Economisch ging het Togo in de jaren zeventig voor de wind en het was er redelijk stabiel. In de jaren zeventig werden de fosfaatwinningsbedrijven genationaliseerd. (Fosfaat is één van Togo's belangrijkste exportproducten.) In de jaren tachtig ging Togo economisch achteruit en nam de onvrede onder de bevolking toe. Er werden meerdere, mislukte aanslagen op het leven van president Eyadéma gepleegd. In 1991 stond de president de vorming van politieke partijen naast de RPT toe. De trage invoering van een nieuwe grondwet leidde in 1992 tot ernstige botsingen tussen voor- en tegenstanders van president Eyadéma. In september 1992 werd er een mislukte staatsgreep gepleegd door het leger. Ruim 200.000 mensen sloegen op de vlucht. Bij de parlementsverkiezingen werd de oppositiepartij 'Comité Actie door Vernieuwing' (CAR) de grootste partij. In 1996 wist de RPT echter weer de meerderheid te behalen. Bij de verkiezingen daarna won de RPT telkens weer. Op 5 februari 2005 overleed president Eyadéma na een regeringsperiode van 38 jaar. Het leger greep de macht en installeerde zijn zoon Faure Eyadéma als president. Dit alles ging in tegen de grondwet van Togo, volgens welke de parlementsvoorzitter waarnemend president zou moeten worden. De Organisatie voor Afrikaanse Eenheid (OAU) reageerde met een boycot. Onder pressie van de OAU en o.a. Frankrijk trad Faure Eyadéma op 25 februari 2005 af en werd opgevolgd door Abass Bonfoh (van de regerende RPT). De nieuwe regering schreef presidentsverkiezingen uit voor 24 april 2005. Faure Eyadéma stelde zich kandidaat voor het presidentschap en won deze. Lengte landgrenzen: 1647 km (Benin 644km, Burkina Faso 126km, Ghana 877km). Kustlijn: 56 km. Hoogste punt: Mont Agou 986m. Laagste punt: Atlantische Oceaan 0 m. Delfstoffen: fosfaat, leisteen, marmer. Staatsinrichting. Togo is een republiek met een sterke positie voor de president. De wetgevende macht wordt uitgeoefend door de uit 81 leden bestaande Assemblée nationale die voor 5 jaar via algemeen enkelvoudig kiesrecht wordt gekozen. Er bestaat een meerpartijenstelsel. De voornaamste partijen zijn de Rassemblement du Peuple Togolais (regeringspartij), het Comité Actie voor Vernieuwing (CAR), de Togolese Vooruitgangspartij (PTP), het Comité voor een Verenigd Togo (CUT), de Coördinatie van de Nieuwe Krachten (CFN), de Togolese Volksbeweging (MPT) en de Togolese Unie voor Democratie (UTD). Voornaamste oppositieleider is Gilchrist Olympio, zoon van wijlen Sylvanus Olympio, president van 1960-1963. Staatshoofd: president Faure Gnassingbé, sinds 4 mei 2005 regeringsleider: Edem Kodjo, sinds 8 juni 2005 parlement: Nationale Assemblée (81 leden), termijn 5 jaar Bestuurlijke indeling. Deze sub-Sahara economie is hoofdzakelijk afhankelijk van de landbouw, die voor 65% van werkgelegenheid voor zijn rekening neemt. Nog steeds moeten sommige basis voedselproducten ingevoerd worden. Cacao, koffie, en katoen genereert 40% van de export, waarbij katoen de meeste significante "cash crop" is ondanks de dalende prijzen op de wereldmarkt. In de industriële sector is fosfaatwinning de meest belangrijke activiteit. Togo is vierde grootste producent van de wereld en om geologische reden zijn de productiekosten laag. Het recentelijk geprivatiseerde mijnbedrijf, Office Togolais des Phosphates (OTP), hersteld zich langzaam van de diepe terugval van de wereldprijzen in de beginjaren '90, maar er is een fikse concurrentie en een teruglopende markt. Togo dient als een regionaal commercieel en handelscentrum. Togo gaat door met het uitbreiden van een vrijhandelszone (EPZ), waarmee zij in 1989 zijn begonnen. Dit heeft ondertussen ondernemingen aangetrokken uit Frankrijk, Italie, Scandinavie, de VS, India en China en zorgt voor werkgelegenheid voor inwoners van Togo. Het ontbreken van buitenlandse hulp, de achteruitgang van de financiële sector, tekort aan energie, en de verlaging van de prijzen van de exportproducten verhinderen een goede economische groei; toch, realiseerden Togo 3% groei het BNP in 1999. De overname van het nationale energie bedrijf door een Frans-Canadees consortium in 2000 zal gemakkelijk de energiecrisis verlichten en als de democratisering door zet, zal de buitenlandse hulp ook weer toenemen. |