NICARAGUA
GESCHIEDENIS
Speelbal van anderen
Nicaragua is een klein land. Zijn hele geschiedenis, vanaf de Spaanse verovering
in de zestiende eeuw, dobberde het land in de invloedssfeer van een of andere
grootmacht: eerst het koloniale moederland en Groot-Brittannië en vanaf
het einde van de negentiende eeuw steeds meer de Verenigde Staten. De staatkundige
onafhankelijkheid werd gevolgd door tal van burgeroorlogen, waarbij de zwakste
partij het niet schuwde om de hulp in te roepen van de VS.
Nicaragua werd onafhankelijk
van Spanje in 1821. Vervolgens werd het lange tijd verscheurd door de strijd
tussen conservatieven en liberalen. De voortdurende interne onrust maakte
Nicaragua tot een speelbal van de Verenigde Staten. In 1933 legden de Amerikanen
de macht in handen van Somoza, de commandant van de Nationale Garde.
De Revolutie
Met 'de Sandinistische Revolutie' wordt zowel de overwinning op Somoza bedoeld
als het proces van maatschappelijke transformatie dat daarna begint. De
militaire overwinning is het resultaat van een achttien jaar durende guerrillastrijd.
Als in 1961 drie studenten besluiten de wapens op te nemen tegen de dictatuur
van de Somoza's en het yankee-imperialisme, zoeken ze een symbool waar ze
zich rond kunnen scharen. Ze kiezen de legendarische generaal Sandino.
Hardnekkige constanten
De Nicaraguaanse geschiedenis vertoont enkele hardnekkige constanten. Er
is het eeuwige gegeven van de problemen rond het grondbezit. De opkomst
van de grote koffieplantages in de negentiende eeuw en de katoenboom in
de jaren vijftig verdreef kleine boeren van hun grond. De Somoza-familie
bezat landerijen samen zo groot als het buurland El Salvador; de sandinisten
onteigenden gronden, vestigden op een deel staatsboerderijen en coöperaties
en schonken de rest aan kleine boeren. De regering Chamorro privatiseerde
de staatsgronden en deelde een deel ervan uit aan gedemobiliseerde soldaten
en ex-contra's. Alemán streeft ernaar alle bezitstitels voor eens
en voor altijd wettelijk te verankeren. Na dit alles heeft Nicaragua een
voor Latijns-Amerika unieke egalitaire agrarische structuur. Het is de droom
van elke kleine boer: een eigen stuk grond. De economische rentabiliteit
daarvan is een andere zaak; zij zal een aandachtspunt zijn voor elke toekomstige
regering.
Een andere rode draad die door Nicaragua's geschiedschrijving kronkelt is
het caudillismo. Caudillismo is afgeleid van het Spaanse caudillo wat zoveel
wil zeggen als 'krachtige leidersfiguur'. Een caudillo redeneert in termen
van clan-belangen en patroon-cliëntverhoudingen, en eist onvoorwaardelijke
trouw van zijn volgelingen. Al degenen die niet tot de clan behoren worden
gewantrouwd en buitengesloten.
Sinds de onafhankelijkheid hebben zowel de liberalen als de conservatieven
hun caudillo's gehad. Ook het regime van de Somoza's paste perfect binnen
dit stramien. Ondanks hun collectief leiderschap haalden de sandinisten
de caudillo-stijl langs de achterdeur weer binnen, via de verticale hiërarchische
structuur van de partij en de ideologische indeling van de bevolking in
revolutionairen en landverraders. Dat Violeta Chamorro een ander Nicaraguaans
archetype belichaamde ('de moeder'), neemt niet weg dat elders in UNO-rangen
oprispingen van caudillismo voorkwamen.
Met de nieuwe president Alemán is de caudillo weer helemaal terug.
Hoewel Nicaragua formeel geregeerd wordt via democratische instellingen
blijft deze autoritaire visie op macht als een gevaarlijke onderstroom aanwezig
in het politieke leven.
Een laatste constante is de bemoeizucht van de Verenigde Staten. Verschillende
keren heeft de machtige bovenbuur direct of indirect ingegrepen om de gebeurtenissen
in Nicaragua naar zijn hand te zetten: denk aan William Walker, de afzetting
van Zelaya, de 24-jarige aanwezigheid van Amerikaanse mariniers (toen de
VS in feite het land bestuurde), de oorlog tegen Sandino, de steun aan de
Somoza's en aan de contra's. In het algemeen was de Amerikaanse interesse
in Nicaragua nooit erg door economische belangen geïnspireerd; Amerikaanse
multinationals zijn er nooit in dezelfde mate aanwezig geweest als in Guatemala,
Honduras of Costa Rica.
Voor de VS heeft Nicaragua vooral een strategisch belang, als grootste en
centraal gelegen land van Midden-Amerika, waar relatief eenvoudig een nieuw
Panama-kanaal zou kunnen worden verwezenlijkt.
Het zijn deze factoren die van Nicaragua in de loop der jaren het land gemaakt
hebben wat het nu is. De sandinistische revolutie wou afrekenen met de drie
constanten, maar eigenaardig genoeg raakte ze er zelf tot over haar oren
in verstrikt.
Is het nu afgelopen met het sandinisme? Na twee verkiezingsnederlagen en
met een rabiaat anti-sandinistische president als Alemán aan de macht
zou je geneigd zijn te denken van wel. Maar hoewel de sandinisten electoraal
geen successen meer hebben geboekt, blijven ze de grootste oppositiepartij,
met een groot gewicht in de nationale politiek. Het land regeren zonder
rekening daarmee te houden is niet mogelijk, zoals de regering Chamorro
ondervond. Ook hebben onder het sandinistisch bewind massaorganisaties het
licht gezien die - ongeacht wie er aan de macht is - hun invloed laten gelden
op het maatschappelijke reilen en zeilen. In het algemeen kun je stellen
dat de revolutie het Nicaraguaanse volk politiek mondig heeft gemaakt -
dat de opkomst bij verkiezingen hoger is dan tachtig procent mag daar een
duidelijk teken van zijn.
POLITIEK
Somoza's en Sandinisten
Tot in de jaren zeventig was Nicaragua een klassiek ontwikkelingsland: een
tropisch landbouwstaatje met een arme bevolking en een rijke elite. Het
unieke van Nicaragua ligt in zijn recente politieke geschiedenis. Nicaragua
is het enige land in Latijns-Amerika - met uitzondering van Cuba - waar
een guerrillabeweging ooit aan de macht kwam.
De Nicaraguaanse revolutie van 1979 was een reactie op de dictatuur van
de familie Somoza, die sinds de jaren dertig oppermachtig over het land
regeerde. Dictaturen zijn niets bijzonders in de geschiedenis van Latijns-Amerika,
maar Nicaragua was het enige land waar de macht tot driemaal toe van vader
op zoon werd doorgegeven. Al die tijd werd de Somoza's door de VS een hand
boven het hoofd gehouden.
De guerrillero's die in 1979 de derde Somoza-telg verjoegen, hadden als
boegbeeld Augusto C. Sandino, een generaal die in de jaren twintig tegen
de Amerikaanse aanwezigheid in Nicaragua vocht. Aan hem ontleenden ze hun
naam: Sandinistisch Front voor de Nationale Bevrijding. Na hun zege hadden
de sandinisten het elf jaar lang (1979-1990) voor het zeggen in Nicaragua
en in die tijd bleef geen enkel aspect van het dagelijks leven bij het oude.
De links-revolutionaire inborst van de sandinisten ontketende een heftige
reactie van de Verenigde Staten, die na enige tijd contrarevolutionaire
strijdgroepen gingen sponsoren. De burgeroorlog die volgde ontwrichtte het
land volledig.
In 1990 kwam aan de sandinistische periode een einde, omdat het FSLN de
verkiezingen verloor. De bevolking was oorlogsmoe, de economische situatie
was rampzalig en er was onvrede over de autoritaire trekjes van het systeem.
Het aantreden van de nieuwe presidente, Violeta Chamorro, was de eerste
keer in vijftig jaar dat er een machtsoverdracht van regering naar oppositie
plaatsvond zonder wapengekletter. Bij de verkiezingen van 1996 moesten de
sandinisten wederom het onderspit delven. Toen kwam de rechtse kandidaat
Arnoldo Alemán als winnaar uit de bus.
Of de revolutie van de sandinisten een blijvende mijlpaal is of onder de
naargeestige benaming 'experiment' tot voetnoot in de Nicaraguaanse geschiedenis
zal worden, is een vraag waar pas een eindje in de 21ste eeuw een antwoord
op kan komen.
Voor de huidige ontwikkelingen in Nicaragua geldt in elk geval dat ze enkel
te begrijpen zijn vanuit het scharnierpunt dat de revolutie is geweest.
Het revolutionaire decennium blijft ook vandaag nog het politieke, sociale
en culturele leven in Nicaragua kleuren.
SAMENLEVING
De revolutie werkt
door
Zoals elders in Latijns-Amerika kenmerkt de Nicaraguaanse samenleving zich
door een smalle toplaag en een brede basis van armen. Minder dan een vijfde
van de bevolking behoort tot de midden- of de hogere klasse. In 1993 ging
55 procent van het nationale inkomen naar twintig procent van de gezinnen;
de armste twintig procent kreeg vier procent.
Er zijn relatief weinig mensen die een vaste baan in loondienst hebben.
De sandinisten hebben getracht die ongelijkheden uit te vlakken, en misschien
nog belangrijker, ze slaagden erin de kijk van de bevolking op die ongelijkheid
te veranderen: de kloof tussen rijk en arm leek lang niet meer zo onvermijdelijk
en onaantastbaar als in het verleden. Toch bleef de klassenstructuur in
grote lijnen intact.
De armoede is aanzienlijk groter op het platteland (ramingen van 86 procent)
dan in de steden. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat sprake is van armoede
als elementaire sanitaire voorzieningen (waterleiding, riolering), fatsoenlijke
scholen en gezondheidscentra en kansen op werk nagenoeg ontbreken. Relatief
gesproken vallen de levensomstandigheden in Managua dan mee, wat verklaart
waarom de hoofdstad zoveel aantrekkingskracht uitoefent op de plattelandsbewoners.
De armoede is het grootste in de Atlantische regio, waar hij geschat wordt
op 94,5 procent.
BEVOLKING EN TAAL
Demografische trends
Sinds de jaren vijftig kent Nicaragua een sterke groei van de bevolking.
Die groei is het gevolg van dalende sterftecijfers in combinatie met een
hoge vruchtbaarheid. De gemiddelde levensverwachting was toen 45 jaar, in
1995 lag ze op 68 jaar. In 1980 zette een doorsnee Nicaraguaanse vrouw in
haar vruchtbare jaren ongeveer zes kinderen op de wereld. Dat was 2,5 meer
dan in buurland Costa Rica en ongeveer gelijk aan Honduras en Guatemala.
Sindsdien is de vruchtbaarheid in Nicaragua ten opzichte van de buurlanden
sterk gedaald:
In 1995 lag het nationaal gemiddelde op 4,1 kinderen. Toch groeide nergens
in Centraal-Amerika (met uitzondering van Honduras) de bevolking zo snel
als in Nicaragua: tussen 1960 en 1995 gemiddeld met zo'n drie procent per
jaar, waardoor de bevolking zal verdubbelen in zo'n twintig jaar. De bevolkingsopbouw
vertoont het bekende beeld: veel jongeren en een kleine groep bejaarden.
In 1996 was 44 procent van de bevolking jonger dan 15 jaar.
Etnische groepen
In etnisch opzicht is Nicaragua vrij homogeen. De bevolking bestaat voor
ongeveer 76 procent uit mestiezen, tien procent uit blanken, drie procent
Indianen en elf procent mensen van Afrikaans-Indiaanse of Afrikaanse afkomst.
In de negentiende eeuw woonde er in het westen nog een behoorlijk grote
Indiaanse minderheid, maar deze groep is in deze eeuw grotendeels opgegaan
in de mestiezenbevolking.
De grootste diversiteit kent de Atlantische kust. De Miskito's vormen er
de grootste etnische groep (140.000), gevolgd door de mestiezen. Verder
zijn er de kleine Indiaanse volken van de Sumu's (15.000) en de Rama's (1000).
De zwarten (25.000) zijn merendeels afstammelingen van slaven die in 1650
een scheepsramp voor de kust overleefden (Black Caribs of Garifunas/Garifonas).
Tot hen behoren ook Jamaicanen (Creols), die in de negentiende eeuw in Britse
en Amerikaanse bedrijven kwamen werken. De zwarten wonen vooral in de kuststeden
Bluefields, Puerto Cabezas en op de Corn-eilanden.
In 1984 kenden de sandinisten de oostelijke regio zelfbestuur toe, dat in
1987 in de grondwet werd bekrachtigd. Hoewel bepaalde zaken zoals defensie
en buitenlands beleid een nationale bevoegdheid bleven, kregen de RAAN (Región
Autónoma Atlántica Norte) en de RAAS (Región Autónoma
Atlántica Sur) een hoge mate van zelfbeschikking, die onder de regering
Chamorro weer enigszins werd ingeperkt.
Westelijk Nicaragua kent geen etnische enclaves, hoewel je soms hoort praten
over de Indiaanse wijk van de Monimbó in Masaya, over de Subtiava
in León en de Matagalpa-Indianen in het Centrale Bergland. Qua cultuur
en leefwijze verschillen deze groepen echter niet wezenlijk van de mestiezen
van dezelfde sociale categorie.
Zoals elders in Latijns-Amerika is er een sterk verband tussen sociaal aanzien
en lichtheid van de huid. De blanke minderheid is buitenproportioneel sterk
vertegenwoordigd in de economische en politieke elite.
Stad en platteland
Nicaragua verstedelijkt razendsnel. Vooral in het westen groeien de steden
aan in een hoog tempo. Tussen 1970 en 1995 groeide de stadsbevolking elk
jaar gemiddeld met vier procent, terwijl de plattelandsbevolking slechts
met 2,3 procent toenam. De grootste groei kent Managua. In 1950 woonden
in het hele departement Managua officieel 161.513 mensen; vandaag wordt
het aantal inwoners van de hoofdstad en haar voorsteden op meer dan anderhalf
miljoen geschat,wat zowat een derde van de totale bevolking is.
De trek van het platteland naar de stad die kenmerkend is voor alle ontwikkelingslanden,
neemt in Nicaragua dramatische vormen aan. Een eerste migratiegolf had veel
te maken met de uitbreiding van de grootschalige katoenlandbouw in de jaren
vijftig, toen kleine boeren massaal onteigend werden. Vervolgens betekende
het mechaniseringsproces in de landbouw dat er steeds minder landarbeiders
nodig waren. Om aan deze situatie te ontsnappen trokken honderdduizenden
gezinnen naar de steden, meestal direct naar Managua. Ze hoopten daar werk
te vinden en betere kansen te krijgen op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg.
Tijdens het sandinisme nam de migratie naar de steden verder toe door de
onveiligheid op het platteland door de contra-oorlog.
De explosieve bevolkingsgroei en de snelle verstedelijking vergroten de
ontwikkelingsproblemen waarmee Nicaragua kampt. De hoge geboortecijfers
leggen een zware druk op de gezondheids-en onderwijsvoorzieningen.
De snelle verstedelijking zorgt voor problemen op het gebied van huisvesting,
openbaar vervoer, riolering en de verwerking van vuilnis. Van overheidswege
wordt niet veel aandacht besteed aan gezinsplanning. Een belangrijke factor
hierbij is dat geen regering graag met de Katholieke Kerk in de clinch gaat,
die erg conservatieve standpunten inneemt over anticonceptie.
Er wordt Spaans gesproken.
Aan de oostkust spreken de Indianen hun eigen talen; de zwarten Engels.
ECONOMIE
Nicaragua is een der
armste landen van Amerika. In de sandinistische tijd werd de economie geruïneerd
door de burgeroorlog met de contra's. Een groot deel van de economische
elite was het niet eens met het socialistische sandinistische beleid en
vertrok naar Miami.
Pas sinds 1994 is weer sprake van economische groei in het nu 'geliberaliseerde'
land.
Eindelijk herstel
In het midden van de jaren negentig moest de meerderheid van de Nicaraguaanse
bevolking rondkomen van een pijnlijk laag inkomen. Zo'n 44 procent van de
mensen moest het zien te rooien met minder dan één dollar
per dag (gecorrigeerd naar het Nicaraguaanse prijspeil). Gemiddeld bedroeg
het inkomen in 1995 380 dollar per hoofd van de bevolking. In 1997 bedroeg
de officiële werkloosheid vijftien procent, maar 47 procent van degenen
die wel werkten had slechts tijdelijk, onregelmatig of parttime werk. Dat
betekent dat 62 procent van de bevolking geen of onvoldoende werk heeft.
Nicaragua is na Haïti het armste land van het westelijk halfrond.
Vergeleken met zo'n twintig jaar eerder is het land afgezakt naar de categorie
van de armste landen en heeft het Honduras en Bolivia voor moeten laten
gaan. In El Salvador verdienden de mensen in 1995 gemiddeld viermaal zoveel
als in Nicaragua, terwijl de inkomens in 1979 nog vrijwel gelijk lagen.
De oorlog tegen Somoza, de contra-oorlog, de economische boycot door de
Verenigde Staten en het mismanagement op bepaalde terreinen van de sandinisten
hebben de Nicaraguaanse economie en daarmee zijn bevolking geruïneerd.
En daar voegden zich de 'normale' plagen die de economie geregeld teisteren,
zoals droogte, wervelstormen en schommelende prijzen op de wereldmarkt voor
de exportproducten, nog bij. In 1994, na meer dan tien jaar negatieve economische
groei, lag de productie zestig procent onder het niveau van 1977. De levensstandaard
was gezakt tot het niveau van 1940.
Toch gloort er enige hoop. In 1996 was Nicaragua de sterkst groeiende economie
van Centraal-Amerika, met een netto groei van 5,5, procent. In heel Latijns-Amerika
deden dat jaar enkel de Dominicaanse Republiek, Chili en Guyana het beter.
De stevige groei is een feit sinds 1994. De belangrijkste motor van de opleving
is de export van landbouwproducten. Terwijl traditionele producten zoals
koffie, suiker en vlees de top van de lijst blijven aanvoeren (zoals ze
ook in de jaren zestig en zeventig deden), zijn er ook niet-traditionele
groeiers zoals tabak, meloenen en uien. Ondanks de groei van de uitvoer
ziet de handelsbalans er nog steeds belabberd uit: de import is twee keer
zo hoog als de export.
De munteenheid is de gouden córdoba.
ONDERWIJS EN GEZONDHEIDSZORG
Onderwijs
De sandinisten erven in 1979 een onderwijssysteem dat zowat het slechtste
is in Latijns-Amerika. In de late jaren zeventig ging slechts 65 procent
van de kinderen naar de lagere school en een schamele 22 procent voltooide
deze.
In maart 1980 start een gigantische alfabetiseringscampagne waaraan 95.000
vrijwilligers meewerken.
Studenten en leraren van de middelbare school verhuizen tijdelijk naar een
dorp, terwijl in de steden mensen met vrije beroepen en ambtenaren in hun
avonduren lesgeven aan mensen uit arme buurten. Als in augustus 1980 de
campagne wordt afgesloten, is het analfabetisme teruggebracht van vijftig
tot dertien procent. Als erkenning krijgt de alfabetiseringscampagne een
prijs van de UNESCO. Een volgende stap is het opzetten van volwassenenonderwijs,
om mensen die de alfabetisering hebben gevolgd in staat te stellen de verworven
kennis te verfijnen. Dit 'volksonderwijs' start in augustus 1981.
De sandinisten besteden veel middelen aan de verbetering van de lagere en
middelbare scholen. In 1981 is het budget voor onderwijs vier keer hoger
dan in 1978. Op universitair niveau stijgen de inschrijvingen van 11.142
studenten in 1978 naar 38.570 in 1985. Op basis van Cubaanse modellen worden
leergangen opnieuw ingericht 'naar de ontwikkelingsbehoeften van het land'.
Landbouw, geneeskunde, pedagogie en technische studies krijgen prioriteit.
Naast emancipatorische hebben de sandinisten ook ideologische bedoelingen
met het onderwijs. Ze willen een nieuwe mens vormen, die vaderlandslievende
waarden hooghoudt en die bereid is de gemeenschap voorrang te geven op zijn
of haar individuele belangen. Een goed uitgebouwd onderwijssysteem moet
het ook mogelijk maken op langere termijn een nieuwe technische en intellectuele
elite te vormen, ter vervanging van de weerbarstige of naar het buitenland
gevluchte 'burgerlijke elementen'.
De leerboeken op lager en middelbaar niveau hebben dan ook een uitgesproken
nationalistische en revolutionaire toonzetting, met veel aandacht voor sandinistische
helden.
Na de verkiezingen van 1990 geeft de nieuwe Minister van Onderwijs, Humberto
Belli, opdracht al deze leerboeken te verbranden en ze te vervangen door
nieuwe exemplaren. De nieuwe leerboeken openen met de Tien Geboden, noemen
echtscheiding een schande en abortus moord. Ze wijzen de leerlingen op het
belang van gehoorzaamheid aan ouders en autoriteiten. De deelname van de
lerarenvakbond aan het opstellen van de leerplannen, zoals gebruikelijk
was onder de sandinisten , wordt afgeschaft.
Het ministerie van Onderwijs gaat ook over tot decentralisering van het
onderwijs, wat betekent dat scholen geprivatiseerd of 'autonoom' worden.
Een autonome school moet zijn financiering voor een groot deel bij de ouders
halen. Dat geldt ook voor openbare scholen, maar daar kan het schoolgeld
niet verplicht gesteld worden. In de praktijk werkt dit wel als een drempel
voor ouders om de kinderen naar school te sturen. Ook het feit dat kinderen
uniformen en schoenen moeten kopen is een barrière.
Gezondheidszorg
In de vroege jaren tachtig hervormen de sandinisten het gezondheidssysteem.
De budgetten voor gezondheidszorg worden opgetrokken, de toegang tot de
diensten uitgebreid en er komen tal van vaccinatierondes in het hele land.
De voornaamste doelstelling in het beleid is de gezondheidszorg naar de
mensen toe te brengen. Ook in verafgelegen gebieden worden nieuwe gezondheidscentra
geopend.
Het ministerie van Gezondheid traint duizenden gezondheidswerkers tot wie
de mensen in de dorpen zich kunnen wenden. Het voert een actief beleid om
ziekte op het niveau van de gemeenschap - en dus niet alleen op het niveau
van de individuele patiënt - te voorkomen.
De periodiek terugkerende Volksdagen van de Gezondheid (Jornadas Populares
de Salud) missen hun uitwerking niet. Kinderverlamming wordt zo goed als
uitgeroeid. In 1978 waren er 43 klinieken, in 1983 zijn dat er 532. Belangrijkst
van al is dat de gezondheidszorg gratis wordt.
In de tweede helft van de jaren tachtig gaat deze vooruitgang weer grotendeels
verloren. Vaccinatiecampagnes moeten worden afgelast in gebieden waar de
oorlog woedt. Het gezondheidssysteem wordt overspoeld met oorlogsslachtoffers.
De economische achteruitgang en het gebrek aan geld leiden tot tekorten
aan medicijnen en medische instrumenten. Doordat de salarissen steeds kleiner
worden, verlaten veel artsen de publieke sector. Tegenwoordig berust het
Nicaraguaanse gezondheidssysteem op drie pijlers. De elite gaat naar privé-klinieken
en reist voor gespecialiseerde behandelingen naar het buitenland. Loontrekkenden
in overheidsdiensten en de industrie kunnen een beroep doen op het Nicaraguaanse
Instituut van Sociale Zekerheid. Zij en hun gezinnen maken acht procent
uit van de bevolking, maar niettemin slokt het Instituut veertig tot vijftig
procent op van het nationale budget voor gezondheidszorg. De rest van de
bevolking, zo'n negentig procent, gaat naar de openbare ziekenhuizen. Die
worden slecht beheerd, zijn onderbemand en slecht uitgerust. De gezondheidsvoorzieningen
zijn geconcentreerd in de grote steden. Rurale gebieden worden slecht bediend.
Onder de regering Chamorro is het budget voor gezondheidszorg stabiel gebleven
of lichtjes gedaald. Bij een groeiende bevolking betekent dat er per capita
alsmaar minder geld beschikbaar is. De toegenomen armoede heeft er ook voor
gezorgd dat meer mensen ziek worden. De kindersterfte die in de jaren tachtig
gedaald was, is in de jaren negentig opnieuw toegenomen. Epidemieën
zoals dengue, malaria en cholera steken de kop weer op.
RELIGIE
Rooms-katholiek ca.
85%; protestanten ca. 15%.
De Katholieke Kerk
De Nicaraguaanse grondwet garandeert de scheiding van kerk en staat, maar
de Katholieke Kerk heeft nog steeds een speciale status in de samenleving.
Die status is opnieuw versterkt sinds de regering Chamorro. De bisschoppen
spreken met grote autoriteit over belangrijke staatszaken. Zij zijn ook
de uitverkoren onderhandelaars tussen kibbelende partijen tijdens momenten
van politieke crisis. Een groot deel van het onderwijs, in het bijzonder
het privé-onderwijs voor studenten uit de hoge en middenklasse, wordt
door de kerk georganiseerd.
De bisschoppen, die achter de strijd tegen Somoza stonden, beginnen zich
vanaf 1980 tegen de sandinisten te keren.
De hiërarchie, in het bijzonder de conservatieve kardinaal Obando y
Bravo, is niet te spreken over de actieve rol die radicale priesters spelen
in de sandinistische regering. De jezuïet Ernesto Cardenal Martinez
is minister van Cultuur, Miguel d'Escoto Brockman wordt minister van Buitenlandse
Zaken en Edgardo Parrales Castillo minister van Sociaal Welzijn. Het politiek
engagement van deze geestelijken brengt een splijting teweeg binnen de kerk,
met aan de ene kant de klerikale hiërarchie en anderzijds de volkskerk,
die actief is in de volksbuurten en waar de sociaal geëngageerde bevrijdingstheologie
stevig verankerd is. Het conflict breekt in al zijn hevigheid los als paus
Johannes Paulus de 2e in 1983 naar Nicaragua komt en hij Ernesto Cardenal
openlijk kapittelt over zijn deelname in de politiek. Over de slachtoffers
van de contra-oorlog rept de paus met geen woord. Uit verbolgenheid verstoren
sandinistische jongeren de openluchtmis van de paus met spreekkoren. De
viering eindigt in een legendarische chaos.
Nieuwe christenen
De volkskerk (de 'basisgemeenschappen') betekent vandaag niet veel meer.
De hiërarchische kerk heeft zijn dominante plaats heroverd. Belangrijk
is ook de opkomst van niet-katholieke christenen, zoals de baptisten, mormonen,
getuigen van Jehova, de Kerk van Nazarene, de adventisten van de zevende
dag enzovoort. In 1990 hebben meer dan honderd niet-katholieke christelijke
groeperingen vertegenwoordigers in Nicaragua. Terwijl deze groepen in 1960
slechts drie procent van de bevolking vertegenwoordigden, was dat al twintig
procent in 1990.
Sommige schattingen spreken zelfs van 27 procent. Het is een teken aan de
wand dat de nieuwe 'evangelische'partij Camino Christiano bij de verkiezingen
van 1996 als derde uit de bus komt, met vier procent van de stemmen.
Van alle nieuwe niet-katholieke christenen behoort tachtig procent tot de
Pinksterkerk, die haar gelovigen voorbereidt op de wederkomst van Christus.
Bekend om haar extatische geloofsbeleving en de strikte persoonlijke moraal
die ze van haar leden eist, groeit de Pinksterkerk snel onder de armen in
de steden. Door pas aangekomen migranten van het platteland praktische hulp
te geven slaagt de kerk erin velen in haar rangen op te nemen. De Pinksterkerk
is erg populair bij volksvrouwen, omdat ze dronkenschap in het gezin verbiedt
en ze mannen tot verantwoord gedrag aanspoort.
Aan de Atlantische kust speelt de Moravische Broederschap dezelfde rol van
morele gids als de Katholieke Kerk dat doet in het westen. Bijna alle Miskito's
zijn aanhangers van de Moravische Kerk. Deze van oorsprong Tsjechische kerk
is al sinds de negentiende eeuw het dominerende geloof bij de niet-Spaanstalige
bevolking in de oostelijke regio. Tijdens de contra-oorlog stelden de moravische
dominees zich erg negatief op tegen de sandinisten.
Omdat de Moravische Kerk vanuit Noord-Amerika wordt gesteund, beschouwden
de sandinisten de aanhangers als instrumenten van het imperialisme.
CULTUUR
Door opwaardering van
de nationale cultuur probeerden de sandinisten de Noord-Amerikaanse invloed
tegen te gaan. Zo werden pas gealfabetiseerde boeren aangemoedigd hun verworven
kennis aan te wenden in 'poëziewerkplaatsen'. Van al dit cultureel
elan is weinig meer over.
Het elan van de revolutie
Vóór de revolutie was Nicaragua cultureel gezien een woestijn:
een hoog percentage analfabeten, weinig boekhandels en bibliotheken en vrijwel
geen mogelijkheden voor mensen om zich met kunst bezig te houden. Het enige
dat verscheen was af en toe een als kunstcatalogus vermomd relatiegeschenk,
uitgegeven door de Banco de América.
In het algemeen golden de Verenigde Staten als het grote voorbeeld.
Wat dat betreft was Nicaragua geen uitzondering in de regio. In Centraal-Amerika
is artistiek bezig zijn ook vandaag nog ofwel eng beperkt tot folklore (voor
een regering toeristisch interessant), ofwel het zondagse tijdverdrijf van
een elite die in de States heeft gestudeerd. Dat honkbal de nationale sport
bij uitstek is (anders dan in de rest van Centraal-Amerika, waar voetbal
veel populairder is), is een duidelijk teken van de grote directe Amerikaanse
invloed in de eerste helft van de twintigste eeuw.
Als de sandinisten de
macht overnemen, besteden ze veel aandacht aan de opwaardering van de nationale
cultuur. Dit sluit aan bij hun nationalisme en hun ideeën over de nieuwe
mens, die zo compleet mogelijk moet zijn.
GEOGRAFIE
Reliëf en landschap
Er zijn vier grote landschappelijke eenheden te onderscheiden. In het zuidwesten
ligt de Cordillera del Pacifico, die in het noorden tot 928 m. reikt, in
het zuiden grotendeels onder de 200 m. blijft. Ten noorden en ten oosten
daarvan ligt vanaf de Golf van Fonseca tot Costa Rica de over het algemeen
vlakke Nicaragua-depressie, een gebied dat door geologische processen tussen
de Cordillera del Pacifico en het Centraal Hoogland is 'gezakt'. Midden
in deze depressie ligt een keten van deels actieve vulkanen (de Cordilera
de los Marrabios), waarvan de San Cristóbal met 1743 m. de hoogste
is. Twee grote meren, het Meer van Managua (1042 km²) en het Meer van
Nicaragua (8200 km²), met elkaar verbonden door de Tipitapa-rivier,
vullen de depressie voor een groot deel op. Beide meren wateren via de San
Juan af op de Caribische Zee. De route San Juan-Meer van Nicaragua-doorsteek
naar de Stille Oceaan duikt steeds weer op als gesproken wordt over een
alternatief voor het Panama-kanaal.
De gebergten aan weerszijden van de depressie verschuiven ten opzichte van
elkaar, waardoor zich veelvuldig aardbevingen voordoen. Managua werd deze
eeuw al twee keer verwoest (in 1931 en 1972). Ten noorden van de depressie
ligt het Centrale Hoogland, een deel van het Centraal-Amerikaanse Bergland.
De overgang is soms abrupt in de vorm van honderden meters hoge steilranden.
Er laten zich een aantal bergketens in het Centrale Hoogland onderscheiden.
De hoogste top ligt in de Montanas de Dipilto op de grens met Honduras,
de Pico Mogotón van 2107 m. Het oosten van Nicaragua wordt in beslag
genomen door een uitgestrekte laagvlakte en zacht golvend heuvelland, het
Atlantisch Laagland, doorsneden door trage brede rivieren. Vrijwel overal
blijft de hoogte onder de 100 m., al zijn er geïsoleerde toppen tot
200 m. De Wawasang van 553 m. is echter een uitzondering. Langs de kust,
in het noorden de Miskitos-kust, ligt een netwerk van lagunes, duinen en
strandbanken. Voor de Caribische kust liggen enkele kleine eilanden en een
hele reeks onbewoonde koraalriffen.
KLIMAAT
Op enkele hooggelegen
bergstreken na is Nicaragua een tropisch land: de gemiddelde temperaturen
liggen er het hele jaar door boven de 18 graden Celsius. April is in bijna
het hele land de warmste maand. Het oostelijk deel van Nicaragua (Atlantisch
laagland en het oostelijk deel van het Centraal Hoogland) heeft een regenwoudklimaat,
met regenval het gehele jaar door. Het noordoosten kent een kort droog seizoen
(februari-april). Zeker het laagland is nog voor een zeer groot deel met
regenwoud bedekt, in het noordoosten met savannebos. Langs de kust liggen
uitgestrekte mangrove-en moerasbossen. Het westelijke deel van het land,
het Pacifisch-gebergte, de Depressie en de westelijke hellingen van het
Hoogland, kennen een savanneklimaat met een droge 'winter' (november-april)
van 4 tot 6 maanden. De oorspronkelijke vegetatie (savannes en bossen) is
hier grotendeels verdwenen en vervangen door landbouwgrond. De hoogste delen
van het Centrale Hoogland kennen een gematigd klimaat (gemiddelde temperatuur
van de koudste maand ligt onder de 18 graden Celsius) met een droge winter.
Klimaatgegevens enkele steden: Managua (71 m): januari/juli temperatuur:
26,3/26,9 graden Celsius, neerslag 1150 mm; Bluefields (40 m): januari/juli
temperatuur: 25,4/25,2 graden Celsius, neerslag 4054 mm; Ocotal (596 m):
januari/juli temperatuur:
22,7/24,7 graden Celsius, neerslag 953 mm. De temperaturen betreffen maandgemiddelden;
de neerslag jaargemiddelden. Beste reisseizoen: hele jaar; in het droge
seizoen (november-april) zijn de wegen beter begaanbaar.
Nicaragua in vogelvlucht
Hoofdstad: Managua.
Munteenheid: Córdoba.
(1 US dollar is ongeveer 16 Córdoba's).
Omgeven door: In het
Noorden Honduras; in het Zuiden Costa Rica; in het Oosten de Caribbean Sea
en in het Westen de Pacific Ocean.
Aantal inwoners: Ongeveer
5 miljoen.
Oppervlakte: 81.210.6
miles².
Taal: Spaans (officiële
taal); Engels; Miskito (Caribbean Coast).
Nationale boom: Montoño
(Calycophyllum Candidissimum).
Nationale bloem: Sacuanjoche
(Plumeria Rubia).
Nationale vogel: Guardabarranco
(Momotus Momota).
Hoogste punt: Dipilto-Jalapa
Mountain Range 5.700 feet boven de zeespiegel.
Laagste punt: Zeespiegel.
Belangrijkste meren:
Lake Nicaragua, ook genoemd Cocibolca (5.136 miles²); Lake Managua,
ook genoemd Xolotian (646.3 miles²).
Bestuurlijke indeling::
9 regio's, waarvan 2 autonoom; de niet-autonome regio's zijn onderverdeeld
in 15 departementen en die op hun beurt weer in 145 gemeenten.
Klimaat: Tropisch.
Flora: 8000 stuks.
Fauna: 700 vogels; 200
zoogdieren; 300 reptielen en amfibieën en meer dan 200 zoetwatervissen.
Managua
In Managua wonen 1 miljoen van de in totaal 5 miljoen inwoners van Nicaragua.
Managua is zowel in 1931 als in 1972 getroffen door een aardbeving.
De Plaza de la República, vroeger geheten de Plaza de la Revolución,
is een oud gedeelte van de stad, dat is gelegen aan het meer van Managua.
Het is bekend om zijn vele politieke gebeurtenissen die de laatste decennia
hebben plaatsgevonden. Op 19 juli (Bevrijdingsdag Nicaragua), vinden in
Managua parades plaats op de Plaza de la Revolución. Op een heuvel
(Loma de Tiscapa), staat een enorm groot Sandinobeeld. Op deze heuvel heb
je ook een prachtig uitzicht over de stad. In Managua zijn 4 grote markten
en verschillende winkelcentra. Op 1 augustus viert Managua 'Las Fiestas
Patronales': Er wordt aandacht besteed aan Saint Santo Domingo, de patroonheilige
van de stad.
Ometepe
Het eiland Ometepe heeft een oppervlakte van 276 km² en ligt in het
meer van Cocibolca. Dit meer heeft een oppervlakte van 8.624 km².
Het eiland leeft niet alleen geïsoleerd van Nicaragua, maar ook van
de rest van de wereld.
Het geweld van de Revolutie en de Burgeroorlog bereikte het eiland niet.
De 2 belangrijkste plaatsen zijn: Moyogalpa en Altagracia. De vulkaanuitbarstingen
van de 2 vulkanen, Concepción (1610 m.) en Maderas (1394 m.), hebben
ervoor gezorgd dat de grond op het eiland erg vruchtbaar is. De laatste
vulkaanuitbarsting van Concepción was in 1957.
San Jorge
San Jorge is een kleine havenplaats aan het Lago Cocibolca. Vanuit deze
plaats neemt men meestal de ferry naar het eiland Ometepe. Het plaatsje
is erg katholiek en heeft één van de oudste kerken van Midden-Amerika:
Iglesia de las Mercedes. Het plaatsje San Jorge is genoemd naar Saint George.
Elk jaar wordt tussen 19 en 23 april deze patroonheilige feestelijk herdacht.
Rivas
Rivas heeft 44.000 inwoners. (It is just big enough to be fun and just small
enough to be friendly!) Het is er vaak erg warm vanwege de lage ligging.
Het kan er echter ook koel zijn . Dit heeft dan te maken met de wind, die
afkomstig is van het meer van Cocibolca. Rivas is bekend om zijn mango's.
San Juan del Sur
Gesitueerd ten zuiden van de stranden van Tola, is San Juan del Sur een
plaatsje met vele gezichten:
Het is erg populair vanwege de stranden, het surfen, het zeilen, het duiken,'hiking'
e.d.
Ook is er een haven. Van origine is het een vissersdorpje.
Granada
Granada is gesticht in 1524 door Francisco Hernández de Córdoba.
De munteenheid van Nicaragua (Córdoba) is naar hem vernoemd. Het
is de oudste koloniale stad van Amerika. Granada is een romantische stad
met kleurrijke koloniale huizen en kerken. Als je door de straten loopt,
lijkt het net of je wordt teruggeplaatst in de tijd. In veel opzichten is
de stad niet veranderd. Het is een conservatieve en trotse stad en tegenwoordig
een schoolvoorbeeld van de ontwikkeling van het toerisme in Nicaragua. Iedereen
wil hier een graantje van meepikken. Vele mensen vinden Granada fascinerend:
vriendelijke mensen, frisse kleuren, koloniale architectuur en de constante
herinnering aan vervlogen tijden. Granada heeft een centraal gelegen park
(Parque Colón), met een fontein afkomstig uit Engeland. Het park
is omgeven door een grote kathedraal (voltooid in 1910).
In het park vinden concerten plaats. Ook zijn er diverse historische gebouwen,
die het bekijken meer dan waard zijn.
Granada ligt op een uur rijden van de hoofdstad Managua. De weg tussen Granada
en Managua is opgeknapt.
Granada is door brand verwoest in 1856. Ook kent Granada een politiek en
financieel 'hart'.
Granada ligt aan het meer van Nicaragua (Cocibolca). In het meer van Nicaragua
ligt voor de kust van Granada Las Isletas. Dit zijn meer dan 360 eilanden
die zijn ontstaan toen de Mombacho-vulkaan 20.000 jaar geleden een uitbarsting
had. Deze tropische eilanden hebben een interessante flora en fauna.
León
Niet alleen Granada, ook León is een koloniale stad. Evenals Granada
is León gesticht in 1524 door de Spaanse kapitein Francisco Hernández
de Córdoba. Met zijn 150.000 inwoners is León de op één
na grootste stad van Nicaragua.
León is een fascinerende stad, op 5 kwartier gelegen van Managua.
Goed te bereiken via een mooie, nieuwe weg.
De stad Léon is een goed voorbeeld van klassieke koloniale Spaanse
architectuur in Nicaragua.
Tot 1852 was de stad, gedurende een periode van 240 jaar, de hoofdstad van
Nicaragua. Daarna werd Managua de hoofdstad. León is altijd een bolwerk
geweest van intellectuele en artistieke aktiviteiten en dat is vandaag de
dag nog steeds het geval. Scholen en universiteiten hebben een enorme zuigkracht
voor de studenten uit heel Nicaragua.
Verder zijn in León ontelbare musea en er is een overvloed aan kerken,
inclusief de grootste kathedraal van Centraal Amerika, de 'Basilica de la
Asuncion'. De bouw van de kathedraal duurde 113 jaar en werd uiteindelijk
in gebruik genomen in 1860.
In de kathedraal bevinden zich vele kunstschatten en tevens de graftombe
van Rubén Darío, de beroemdste dichter van Nicaragua en één
van de grootsten van de Spaanse literatuur.
Ook de graven van twee andere beroemde Nicaraguaanse dichters zijn in de
kathedraal aanwezig: Salomón de la Selva en Alfonso Cortéz.
Naast musea en kerken, zijn er ook vele markten in León.
Het meest populaire museum is het voormalige huis van de dichter Rubén
Darío. Dit is gelegen vlakbij de San Francisco kerk.
Het museum Archivo Rubén Darío bevat een collectie boeken,
foto's, portretten en persoonlijke bezittingen.
In de buurt van het Central Park bevindt zich het museum Archivo Alfonso
Cortéz. Deze dichter heeft de meeste tijd van zijn leven geketend
doorgebracht. Oorzaak hiervan was zijn psychische gesteldheid. Maar hoe
dan ook slaagde hij erin om prachtige Spaanse gedichten te schrijven. In
dit museum kun je manuscripten, foto's en persoonlijke bezittingen zien
en zelfs de boeien waarmee hij geketend was. Andere musea die de moeite
waard zijn, zijn: museum 'Adiact', het 'Entomology' museum, het museum van
'Traditions and Legends'en het museum 'Fundacucion Ortiz-Gurdián
Art'.
Op 18 km. van León bevinden zich de prachtige stranden van Poneloya
en Las Peñitas: Mooie zonsondergangen, maar de zee kan verraderlijk
zijn. Ten zuiden van Las Peñitas ligt het eiland van Juan Venado.De
huidige lokatie van de stad León is niet de oorspronkelijke. De oude
lokatie is in 1610 verlaten. Oorzaak: Natuurrampen. De oude lokatie is herontdekt
in 1967 en is in 2001 door de UNESCO tot cultureel erfgoed verklaard.
Er zijn veel ruïnes, die allemaal hun eigen verhaal hebben. De prachtige
panorama's over de vulkaan en het meer zijn betoverend. Kortom: Een bezoek
aan León mag niet ontbreken!