|
(Klik
op het plaatje om te vergroten)
|
INDONESIË
GESCHIEDENIS
Indonesië is een
Nederlandse schepping. In drie eeuwen tijd brachten Nederlandse legers de
vorstendommen en volkeren van het eilandenrijk onder één centraal
gezag. Na de onafhankelijkheid in 1945 experimenteerde Sukarno met verschillende
vormen van politiek en economisch beleid, die geen van alle een succes waren.
In 1965 greep generaal Soeharto de macht. De Nieuwe Orde was een feit.
Enkele historische
gegevens
Ca. 350.000 v. Chr.: Homo erectus leeft op Java.
3000 v. Chr.: Eerste immigratiegolf bereikt archipel.
71 na Chr.:Plinius beschrijft handel tussen Indonesië en Afrika.
5de eeuw na Chr.: Brahmaanse zendelingen brengen het hindoeïsme naar
Indonesië.
7de eeuw na Chr.: Srivijaya komt tot bloei.
8ste eeuw na Chr.: Sailendra komt tot bloei.
Vanaf 778 na Chr.: Bouw van de Borobudur.
10de eeuw: Srivijaya verliest handelsmonopolie met China.
11de eeuw: De islam arariveert in de archipel.
700-1200 na Chr.: Boeddhistisch Srivijaya-rijk (Sumatra).
1268: Kertanagara aan de macht.
1292: Kertanagara afgezet. Marco Polo bezoekt Indonesië.
1200-1500: Hindoeïstisch Majapahit-rijk (Oost-Java).
Vanaf 1300: Islam doet zijn intrede.
14de eeuw: Definitieve ondergang van Srivijaya.
1595-1597: Eerste Nederlandse schepen bereiken Banten.
1602: Oprichting Verenigde Oost Indische Compagnie (VOC).
1799: VOC ontbonden.
1800: VOC en bezittingen overgenomen door de Staat der Nederlanden.
1811: Britse Oost Iindische Compagnie neemt bestuur tijdelijk over (tot 1816).
1808-1811: Eerste gouverneur-generaal Daendels.
1811-1816: Britse bezetting onder Raffles.
1825-1830: Opstand o.l.v. Diponegoro.
1830-1870: Cultuurstelsel (gedwongen levering van cultuurgewassen en arbeid
aan de Nederlanders).
1873-1908: Aceh (Atjeh)-oorlogen.
1883: Uitbarsting van de Krakatau.
1891: Ontdekking van de fossiele resten van de Java-mens.
1927: Oprichting PNI (Partai Nasional Indonesia) o.l.v. Sukarno.
1928: Studenten proclameren de sumpah pemuda: één volk, één
staat, één taal.
1942-1945: Japanse bezetting.
17 augustus 1945: Sukarno en Hatta proclameren de Republiek Indonesië.
Onafhankelijkheidsverklaring.
1947-1948: Politionele acties.
1949: Nederland erkent de onafhankelijkheid. Formele soevereiniteitsoverdracht
door Nederland.
1955: Eerste en tot nu toe enige vrije verkiezingen.
1956-1961: Conflict om Nieuw-Guinea.
1957-1958: Nederlandse bedrijven genationaliseerd.
1959: Sukarno ontbindt parlement; 'Geleide Democratie'.
1961: Nederland draagt soevereiniteit Nieuw-Guinea over aan de VN.
1963: Irian Jaya door Nederland overgedragen aan Indonesië.
1963: Indonesië verwerft bestuur over Nieuw-Guinea.
1963-1966: Conflict met Maleisië om Noord-Borneo (Konfrontasi-politiek).
1965-1966: Sociale onrust. Communistische coup-poging; Soeharto neemt de macht
over van Sukarno; Nieuwe Orde; het leger krijgt zijn dubbelrol (dwi-fungsi).
1969: Irian Jaya wordt provincie van Indonesië.
1973: Reorganisatie politieke partijen.
1975-1976: Invasie/Annexatie Oost-Timor.
1978: Studentenrellen resulteren in nieuwe censuur op kranten en onderdrukking
van politieke activiteiten.
1983-1986: De petrus-moorden.
1984: Hevige protesten, demonstraties en rellen tegen Soeharto.
Rond 1985: Tijd van het 'economische liberalisatie-beleid'.
1985: Wet verplicht alle organisaties de Pancasila als enige grondslag in
de statuten op te nemen.
1991: Oprichting Democratisch Front; bloedbad Dili.
25 maart 1992: Indonesië verbreekt ontwikkelingsrelatie met Nederland.
Staatsvorm: republiek. De regering wordt gevormd door de president en de ministers.
De volksvertegenwoordiging is de Dewan Perwakilan Rakyat (DPR) die bestaat
uit 500 leden, waarvan 400 gekozen door het volk. Het hoogste orgaan van de
staat is de Majelis Permusyawaratan Rakyat (MPR) die bestaat uit alle leden
van de DPR, 147 vertegenwoordigers van de provincies, 253 van 'functionele
groepen' (o.a. politieke organisaties, de strijdkrachten) en 100 benoemden.
Staatshoofd: president; vanaf 1967 Soeharto, in 1993 begonnen aan een zesde
termijn.
1998: Soeharto treedt af; vice-president B.J. Habibie wordt president; politieke
gevangenen komen vrij; persvrijheid.
1999: Oost-Timor onafhankelijk.
1999: Abdurrachman Wahid tot president gekozen.
2001: Wahid wordt afgezet en opgevolgd door Megawati Soekarnoputri.
Met betrekking tot de
vlag van Indonesië het volgende: Het meran putih (rood-wit) dateert al
uit de tijd van het Majapahit-rijk (13e eeuw). Nadat in 1922 Indonesische
nationalistische studenten in Nederland haar als verenigingsvlag kozen, werd
ze in 1928 gebruikt door de PNI.
Officieel werd de vlag voor het eerst gehesen op 17 augustus 1945 bij de proclamatie
van de onafhankelijkheid. Het rood (van menselijk bloed) staat voor het lichamelijke,
stoffelijke. Het wit symboliseert het geestelijke leven. Samen vormen ze een
twee-eenheid.
De Solo-mens
De Java-mens (Homo erectus) is niet de enige mensachtige die is opgegraven
in Indonesië. Vlak bij de plek waar de fossiele resten van de Java-mens
werden aangetroffen, werd later een aantal opengebarsten schedels gevonden,
van wat later de Solo-mens werd genoemd. De Solo-mens is blijkbaar een goede
jager geweest: er lagen ook fossiele resten van grote dieren en jachtwapens.
En zo te zien aan de schedels waren ze ook kannibalen.
Veelzeggende woorden
Er zijn nog steeds sporen van de bijna tien eeuwen waarin de hindoestaanse
invloed op de archipel groot was. Bijna de helft van de woorden in het moderne
Indonesisch zijn direct afgeleid uit het Sanskriet.
Een energieke Eerste
Minister
Het Majapahit-rijk was op het toppunt van zijn bloei tijdens de regeringsperiode
van koning Hayam Wuruk. Dit was vooral te danken aan zijn eerste minister,
Gajah Mada, die met veel energie probeerde de archipel in één
rijk te verenigen. Toen hij stierf, waren er vier mensen voor nodig om zijn
functies over te nemen. Historici geloven nu dat de rijksgrenzen beter vast
lagen dan men eerst dacht en dat buitengebieden niet binnen het rijk vielen,
maar er via handelsbetrekkingen aan waren gelieerd.
Mystieke islam
Net zoals de Indonesiërs het boeddhisme aan hun eigen omstandigheden
hadden aangepast, zo transformeerden ze ook de islam. De islam arriveerde
in Zuidoost Azië in een vorm die sterk
verschilde van het oorspronkelijke geloof in Arabië. Veel Indonesiërs
vinden dat hun islamitische geloof niet in tegenspraak is met oude animistische
geloofsovertuigingen.
Buitenlandse steun
Hoewel de Indonesische vrijheidsstrijders de Nederlanders verdreven, was deze
overwinning niet mogelijk geweest zonder steun uit het buitenland, met name
uit de VS. De Amerikanen dreigden met economische sancties tegen Nederland.
Toch heeft de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd, zo kort na de Tweede
Wereldoorlog, internationaal weinig aandacht gekregen.
POLITIEK
In Zuidoost -Azië
duikt regelmatig het beeld van de 'tijger-rijder'op. De tijger-rijder staat
voor
een regeringsleider die eigenlijk al te lang aan de macht is. Hij kan niet
aftreden, omdat hij
dan door de problemen die hij zelf heeft opgeroepen zal worden verslonden.
Deze beeldspraak paste precies op de beeldspraak in Indonesië, waar de
politiek lang in het teken heeft gestaan van de opvolging van Soeharto.
Indonesië noemt zich
sinds de verkiezingen van 1999 de op drie na grootste democratie ter wereld.
Een periode van 30 jaar militaire dictatuur onder generaal Soeharto eindigde
in een economische crisis en veel maatschappelijke onrust, die hem tot aftreden
dwongen. Tot halverwege de jaren tachtig dreef de economie van Indonesië
vooral op de exploitatie van de wouden en grote olie -en gasvoorraden. Nadien
kwamen, door de dalende olieprijzen en economische deregulering, andere sectoren
op, waaronder het toerisme. Iedereen zal geleidelijk deel moeten krijgen aan
de welvaart, maar op korte termijn heeft het vooral de kloof tussen rijk en
arm groter gemaakt. De Chinese gemeenschap speelt een grote rol in de economische
groei van Indonesië. Daarom zijn de Chinezen in periodes van maatschappelijke
onrust vaak slachtoffer van massa-geweld. Een andere belangrijke factor in
de economie was de familie van Soeharto, die bijna elke sector beheerste.
Hoewel de economische en maatschappelijke ontwikkelingen omvangrijk zijn geweest
en de meeste Indonesiërs daarvan hebben geprofiteerd, voelden veel afgelegen
gebieden zich buitengesloten, en dat leidde tot geweld, onderling en tegen
de regering. Een andere reden is dat de transmigratie van Javanen en Balinezen
naar andere gebieden in de archipel weinig heeft bijgedragen aan het onderlinge
begrip tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Indonesië bezit twee
wetgevende lichamen. De 500 leden van het Huis van Afgevaardigden, van wie
er 10 direct door het leger worden benoemd, hebben ook zitting in het 1000
zetels tellende Adviserend Volkscongres. Om de vijf jaar worden er verkiezingen
gehouden voor de vertegenwoordigende lichamen, gevolgd door presidentsverkiezingen:
Soeharto werd steeds zonder noemenswaardige tegenstand herkozen.
Sociaal welzijn
Alle aspecten van sociaal welzijn in Indonesië vallen onder het ministerie
van Sociale Zaken. Overal zijn op dorps -en wijkniveau klinieken opgezet,
hoewel veel mensen nog steeds vertrouwen op kruidentherapieën en andere
praktijken van traditionele genezers. Huisvesting is een recenter actiepunt.
Sloppenwijken worden verbeterd en voor de armen worden goedkope huizen gebouwd.
Privé-organisaties zijn heel actief op dit gebied. Zij hebben ook weeshuizen
en bejaardentehuizen.
SAMENLEVING
Pancasila en de staatPancasila
en de staat
De Indonesische staatsideologie, de Pancasila, bestaat uit vijf (panca) principes
(sila). Deze worden gesymboliseerd in het schild dat de legendarische vuurvogel,
Garuda, voor de borst heeft.
1. Geloof in de Ene -Almachtige (de ster). Met deze formulering wordt
het religieuze karakter van de Indonesische samenleving en staat aangegeven
zonder voor een speciale godsdienst te kiezen. Alle wereldgodsdiensten (islam,
christendom, hindoeïsme en boeddhisme) kunnen zich in deze formulering
vinden. Godsdienstvrijheid wordt erkend, maar geen van de godsdiensten kan
speciale rechten doen gelden, ook niet de islam, waartoe 85 procent van de
bevolking behoort. Op grond van dit principe is Indonesië echter ook
geen seculiere staat waarin politiek en religie strikt gescheiden zijn.
2. Rechtvaardigheid, beschavingen menselijkheid (de keten). Dit principe
verwijst naar algemene Indonesische waarden zoals gevoeligheid voor de opvattingen
van anderen (tepa-selira en tenggang-rasa), saamhorigheid (gotong-royong)
en ruimte laten voor de zwakkeren (aja dumeh). Daarnaast duidt dit principe
op de internationale verhoudingen, de gelijke relatie tussen de volken en
staten.
3. Eenheidsstaat Indonesië (de waringin-boom). Op grond van dit
principe wordt een federatieve staatsvorm afgewezen; regionale en etnische
belangen zijn ondergeschikt aan nationale belangen.
4. Democratie geleid door wijsheid, overleg en vertegenwoordiging (de
karbouw). Op grond van dit principe is de Majelis Permusyawaratan Rakyat,
de MPR, het Volks(overleg)congres, het hoogste staatsorgaan. Dit Congres bestaat
uit 1000 leden: de helft zijn leden van de Dewan Perwakilan Rakyat, de DPR,
de Volksvertegenwoordiging (400 hiervan zijn direct gekozen, 100 benoemd door
de president; 75 van deze 100 zijn militairen; de militairen hebben geen stemrecht
omdat zij formeel boven de partijen behoren te staan). Van de andere 500 leden
zijn er 100 weer benoemd en zijn de overige 400 niet-evenredig gekozen uit
de leden van de provinciale en districts--volksvertegenwoordigingen (DPRD).
Voor deze onevenredigheid is gekozen om een te grote Javaanse dominantie te
voorkomen.
5. Sociale gerechtigheid (graan en kapok). Dit principe legt een beperking
op aan het particulier bezit. De natuurlijke rijkdommen moeten tot algemeen
nut worden aangewend; naast staats -en particuliere bedrijven moet de coöperatie
als derde produktievorm worden bevorderd. De diepere betekenis van de Pancasila--ideologie
komt tot uiting op twee manieren: het eerste principe wordt boven de andere
gesteld en de vijf principes zijn onderling verweven en vullen elkaar aan.
Samen drukken zij de eigen identiteit van de Indonesische staat en samenleving
uit. Op basis van de Pancasila is de grondwet van 1945 geformuleerd. Deze
bestaat uit slechts 37 artikelen en is daarmee de kortste ter wereld. Zij
is sterk beïnvloed door de vooroorlogse Japanse grondwet, die weer de
grondwet van Bismarck-Duitsland tot model had, maar heeft ook kenmerken van
de grondwet van de Verenigde Staten. De president heeft dan ook veel macht.
Ministers zijn assistenten van de president en hoeven niet rechtstreeks verantwoording
af te leggen aan de Volksvertegenwoordiging. Er bestaat geen strikte scheiding
tussen de wetgevende (DPR), rechtsprekende en uitvoerende organen (departementen).
Hoewel in de formele staatsinrichting de president op gelijke hoogte staat
met vier andere staatsorganen, en onder het gezag van de MPR valt, is in het
presidentschap de meeste macht geconcentreerd. De MPR moet tenminste eenmaal
in de vijf jaar bijeenkomen. Zij heeft drie taken: Het beleid van de afgelopen
periode beoordelen; de hoofdlijnen van het nationale beleid voor de komende
vijf jaar vaststellen; en een president (en vice-president) kiezen. Voor de
tussenliggende periode is de president de Mandataris, de feitelijke uitvoerder,
van de MPR. Hieraan ontleent hij zijn buitengewone macht. Door de vijfjaarlijkse
bijeenkomst van de MPR één jaar na de nationale verkiezingen
te laten plaatsvinden, hoeft de president geen verantwoording af te leggen
tegenover de MPR-leden die hem hebben benoemd en die de hoofdlijnen hebben
opgesteld waarop hij zou moeten worden beoordeeld.
BEVOLKING EN TAAL
Indonesië mag dan
één staat zijn, maar binnen de landsgrenzen treft men een bonte
mengeling van culturen, tradities en volken aan. Er leven meer dan 100 verschillende
etnische groepen die samen meer dan 500 talen en talloze dialecten spreken.
Indonesië heeft het op drie na grootste bevolkingsaantal ter wereld.
Vaak kunnen twee Indonesiërs slechts met elkaar communiceren dankzij
hun kennis van Bahasa Indonesia, de nationale taal. De verschillen tussen
een christen-Batakse boer uit Noord-Sumatra en een animistische Aswatse houtsnijder
uit de moerassen van zuidelijk Irian Jaya (Indonesisch Nieuw-Guinea) zijn
even groot als die tussen een Marokkaanse tapijtverkoper en een Lapse rendierherder.
Er bestaan echter enkele vuistregels voor de bezoeker. De bewoners van de
westelijk gelegen eilanden (Java, Bali, Sumatra en de kustgebieden van Kalimantan
en Sulawesi) zijn meestal Maleiers. Ze zijn slank, klein van stuk en hebben
sluik donker haar. Met uitzondering van de Balinese hindoes zijn ze moslim.
Oostelijk van Lombok en Sulawesi wordt de invloed van Nieuw-Guinea en Australië
snel sterker. Op de Molukken en in Irian Jaya is de bevolking totaal anders
dan die op de eilanden die meer naar het westen liggen. In het oosten van
het land leven mensen van het Melanesische of het Australoïde ras. Hun
huidskleur is donkerder en ze zijn langer en steviger gebouwd dan de bewoners
van het westelijk deel van het land. Zoals de 19de - eeuwse ontdekkingsreiziger
en natuurvorser Alfred Russel Wallace reeds opmerkte, liggen de verschillen
tussen de volken van Indonesië niet alleen op het lichamelijke vlak.
In zijn standaardwerk The Malay Archipelago (1869) beschrijft hij een bezoek
aan de Kai Eilanden in de toenmalige Zuid-Molukken.
De Chinezen zijn ongetwijfeld
de meest vergeten bevolkingsgroep van Indonesië. Op grond van hun zeer
succesvolle handelsondernemingen worden ze wel vergeleken met de joden uit
het Midden -Europa van voor de Tweede Wereldoorlog. Evenals de joden hebben
ook de Chinezen geleden. Tienduizenden Indonesische Chinezen werden gedood
tijdens de slachtingen die volgden op de mislukte communistische staatsgreep
in 1965. Het gebruik van het Chinese schrift was verboden. Tegenwoordig zijn
de verschillen tussen de volken van de verschillende eilanden veel vager dan
vroeger, doordat de overheid probeert om een nationale identiteit op te bouwen.
Een van de belangrijkste factoren die hierbij een rol spelen, is de transmigratie.
Dit is een overheidspolitiek waarbij jaarlijks tienduizenden mensen van overbevolkte
eilanden zoals Java worden overgebracht naar dunner bevolkte eilanden als
Irian Jaya, Sumatra en Sulawesi. De transmigratie verloopt niet probleemloos,
met name niet in Irian Jaya, waar de inheemse bevolking steeds meer de kans
loopt om een minderheid te worden in hun eigen land.
Inheemse stammen
In afgelegen bosgebieden leven nog steeds primitieve inheemse stammen, nakomelingen
van de eerste bewoners van de archipel. Tot deze halfnomadische jagers en
verzamelaars behoren bijvoorbeeld de Kubu en Sakhai op Sumatra en de Wana
in Midden--Sulawesi. De meeste van deze stammen worden nu in hun bestaan bedreigd,
omdat hun jachtgronden als gevolg van ontbossing en transmigratieprojecten
steeds verder inkrimpen.
De eerste proto--Maleise kolonisten vestigden zich meer dan 2000 jaar geleden
in de Indonesische archipel. Na de komst van andere groepen Maleise kolonisten
trokken zij zich terug in de binnenlanden en de bergen. De bekendste proto-Maleise
stammen zijn de Bataks van het Tobameer in Noord-Sumatra, de Toraja's uit
Zuid-Sulawesi en de Dajaks uit Kalimantan. Sommige Dajaks leven nog in longhouses
langs de grote rivieren in afgelegen delen van Oost--en Midden--Kalimantan.
In Irian Jaya wonen zeer veel verschillende stammen. Met hun donkere huid,
zware lichaamsbouw en dik kroeshaar lijken de Papoea's van de oostelijk gelegen
eilanden totaal niet op de Maleiers in het westen van het land. Tot deze stammen
behoren onder andere de Dani uit het Centraal Gebergte rond de Baliemvallei,
van wie het bestaan pas sinds 1930 in het Westen bekend is. Een andere stam
in Irian Jaya is de Asmat, meesterhoutsnijders uit de moerassen. De Orang
Laut leven overal in Oost-Indonesië op schepen of in paalwoningen in
kustnederzettingen.
Informele ontmoetingen
Bezoekers worden vaak met nieuwsgierigheid bejegend. De vaakgehoorde vragen
Dari mana? (Waar komt u vandaan?) en Mau ke mana? (Waar gaat u heen?), zijn
rituele vragen aan elke vreemdeling. Het beste antwoord op Mau ke mana? Is
het even rituele Jalan-jalan (zo maar wat wandelen). Probeer geen goede sier
te maken door net als de Indonesiërs te antwoorden Makan angin (een luchtje
scheppen). Het tweede woord wordt namelijk gemakkelijk verkeerd uitgesproken
als Makan anjing (een hond opeten).
Omgangsvormen
Boos worden betekent gezichtsverlies, vooral op Java. Wees vastbesloten, maar
schiet nooit uit uw slof.
De linkerhand wordt gebruikt om zich te reinigen en wordt als onrein beschouwd.
Gebruik uw linkerhand niet voor het aanreiken van geld of voedsel of bij een
begroeting.
De meeste Indonesiërs eten niet met mes en vork, maar met lepel en vork.
Alleen in westerse restaurants gebruikt men een mes. Op het platteland eet
men meestal met de vingers (van de rechterhand).
Indonesiërs maken op westerlingen een nieuwsgierige indruk - Hoeveel
kinderen heeft u? Hoeveel verdient u? Eet u rijst? - Wees niet gepikeerd;
deze vragen maken deel uit van het socialiseringsritueel.
Twee talen
De meeste Indonesiërs spreken naast hun eigen taal Bahasa Indonesia.
Veel kinderen leren pas Indonesisch als ze naar school gaan.
ECONOMIE
De politieke stabiliteit
van de Nieuwe Orde bracht Indonesië gestage economische groei. Deze leidde
tot een duidelijke stijging van de welvaart, ook voor de laagste inkomensgroepen.
Maar die groei ging gepaard met een exorbitante concentratie van rijkdom in
de handen van enkelen. Ook bureaucratie en corruptie maakten er deel van uit.
Voortgaande groei zal afhangen van het terugdringen van deze uitwassen.
Op economisch terrein
zijn in Indonesië sinds het ontstaan van de Nieuwe Orde indrukwekkende
prestaties geleverd. In de landbouwsector is ondanks de sterk toegenomen bevolking
de rijstproduktie vrijwel toereikend geworden. Door zorgvuldig overheidsingrijpen
is er - zeker voor een ontwikkelingsland - sprake van een redelijk stabiele
prijsontwikkeling. De infrastructuur, het wegennet en de verbindingen tussen
de eilanden over zee en door de lucht, zijn sterk verbeterd. De industriële
activiteiten zijn de laatste jaren als het ware geëxplodeerd en verspreiden
zich in snel tempo over Java en enkele stedelijke centra op de andere eilanden.
Olie en gas brengen ongeveer
40% van de inkomsten uit de export binnen, waarbij het toerisme steeds belangrijker
wordt. In 1998 bedroegen de netto inkomsten uit het toerisme 4,3 miljard dollar.
Negentig procent van de bevolking is werkzaam in de landbouw. Exportproducten
zijn vooral cacao, kokosnoten, koffie, palmolie, rubber, specerijen, thee
en tabak. De visserij is een voorname voedselbron. De mijnbouw is ook belangrijk
met metalen als nikkel, aluminium, koper, ijzer, tin en zilver. De voornaamste
industrieproducten zijn kleding, cement, kunstmest, papier en sigaretten,
maar de productie van elektronische onderdelen en apparaten en de filmindustrie
zijn in opkomst. Wanbeheer van de wouden heeft er toe geleid dat de houtreserves
rond 2010uitgeput zullen zijn. Houtschaarste leidt weer tot illegale houtkap
in natuurgebieden. De Indonesische munteenheid is de rupiah (Rp).
ONDERWIJS EN GEZONDHEIDSZORG
Opbouwprogramma's in de
sectoren onderwijs, gezondheidszorg, maar ook (rurale) kredietverlening, drinkwater
en riolering, kampongverbetering, electriciteitsvoorziening, transport en
(tele) communicatie, brachten de 'vooruitgang' van de Nieuwe Orde tot in de
verste onderdistricten van de archipel. Door in de basisbehoeften van de bevolking
te voorzien, hoopte de Nieuwe Orde dat sociale onlusten achterwege zouden
blijven en dat de toenmalige regering Soeharto geaccepteerd zou worden. Dit
is ook voor een belangrijk deel gelukt, al bleef kritiek bestaan. De opbouwprogramma's
hebben namelijk ook, evenals het landbouwbeleid, de sociale verschillen verscherpt.
Dit leidde weer tot allerlei nieuwe maatschappelijke spanningen. Zo bleef
de toegankelijkheid tot de nieuwe voorzieningen in veel streken buiten het
bereik van de laagste economische groepen.
Bovendien verschilt de kwaliteit van de voorzieningen sterk van streek tot
streek. In het algemeen kan gezegd worden dat hoe verder men zich van Jakarta/Java
of van de provinciale centra verwijdert, hoe meer de kwaliteit afneemt.
RELIGIE
De diversiteit van het
land Indonesië en zijn bewoners is zo groot, dat men er bijna alle wereldgodsdiensten
kan aantreffen. Indonesië is het grootste moslim--land ter wereld en
het meest oostelijk gelegen bolwerk van het hindoeïsme. In Indonesië
vindt men het grootste boeddhistische monument ter wereld: Borobudur en enkele
van de oudste christelijke kerken van Zuidoost Azië. Godsdienst is in
Indonesië zeer belangrijk. Het geloof in een almachtige God is het eerste
van de vijf principes van de Pancasila, de ideologische richtlijn van de Indonesische
overheid en een van de belangrijkste factoren die de eenheid plachten te bevorderen.
Het christendom, de islam, het hindoeïsme en het boeddhisme worden door
de Indonesische overheid op voet van gelijkheid erkend. De vorm waarin de
verschillende godsdiensten worden beleden, heeft enkele typisch Indonesische
trekjes. Meer dan waar ook ter wereld zijn godsdiensten uit andere landen
hier geaccepteerd en in overeenstemming gebracht met oeroude animistische
tradities. Op Java schenken vrome moslims offergaven aan Nyai Loro Kidul,
de Koningin van de Zuidelijke Zee en de verhalen uit het hindoeïstische
epos Ramayana zijn er even bekend als de soera's (Hoofdstukken) uit de Koran.
Op Sulawesi en Sumba houden christelijke dorpsbewoners overdadige feestmaaltijden
en brengen offers om hun doden met gepaste eer naar het hiernamaals te begeleiden.
Ook de hindoes op Bali hebben animistische elementen in hun geloof opgenomen.
De belangrijkste godsdienst in Indonesië is de islam, die in de 13e en
14e eeuw na Chr. werd geïntroduceerd. Mystici verbreidden de nieuwe godsdienst
aan de hoven van de hindoeïstische vorsten; Arabische en Voor-indische
specerijhandelaren bij het gewone volk. De islam werd door de hele archipel
verbreid door met name de Buginezen, een volk van zeevaarders en handelaren
dat oorspronkelijk afkomstig was uit Zuid-Sulawesi. In het algemeen is de
Indonesische variant van de islam minder puriteins dan de Middenoosterse.
Grote aantallen orthodoxe moslims vindt men alleen in Aceh in Noord-Sumatra,
op West-Java en bij de Buginezen.
De op een na grootste godsdienst van Indonesië is het Balinese hindoeïsme,
dat elementen bevat die niet door orthodoxe hindoes uit India zouden worden
erkend. In de 16e en 17e eeuw vluchtten de priesters en edelen uit de hindoeïstische
vorstendommen op Java naar Bali voor de opkomende islam. Op Bali treft men
de laatste sporen van het Javaanse hindoeïsme aan.
Het christendom vindt men vooral in uithoeken van de archipel. Enkele christelijke
gebieden, zoals Ambon, Flores en de streek Minahassa in Noord-Sulawesi, werden
al aan het begin van de koloniale tijd gekerstend. Andere christelijke bolwerken,
zoals de binnenlanden van Kalimantan en Irian Jaya en het bergland van Tanah
Toraja, waren hetzij onbegaanbaar of te gevaarlijk voor missionaire arbeid.
In al deze gebieden zijn varkens belangrijk als culturele symbolen of als
bron van voedsel. Dit is een van de redenen waarom het christendom hier meer
succes heeft dan de islam.
Godsdienst per regio
Sumatra is bijna honderd procent islamitisch. In de provincie Aceh is de islam
het nadrukkelijkst aanwezig. De meeste Toba-Bataks zijn echter christenen.
De Dajaks uit Noord-en Oost-Kalimantan zijn voor het merendeel christenen,
terwijl de bewoners van de kustgebieden in Kalimantan vooral moslims zijn.
Java is bijna geheel islamitisch, althans in naam, want veel Javanen geloven
sterk in geesten en beoefenen een vorm van meditatie die kebathinan wordt
genoemd. De schuchtere Badui uit West-Java praktizeren een oude vorm van boeddhisme,
terwijl de Tengger bij de vulkaan Bromo de laatste mensen zijn die een oude
godsdienst belijden die ooit op het hele eiland praktijk was - het hindoeïsme.
Bali is hindoeïstisch met alleen in de kustdorpen wat moslims. Lombok
is overwegend islamitisch met een gering aantal hindoes van Balinese herkomst.
Het zuiden van Sulawesi is islamitisch. De Toraja's in het bergland zijn animistische
christenen en de Minahassers in Noord-Sulawesi zijn bijna allemaal christenen.
De noordelijk gelegen eilanden van de Molukken, met name Ternate en Tidore,
zijn islamitisch. De bewoners van de Zuid-Molukken zijn christenen of moslims.
De meeste stammen in het binnenland van Irian Jaya zijn nu, na jaren bekeringsarbeid
door missionarissen, in naam christelijk.
De ramadan
In Indonesië wordt de ramadan of puasa, de vastenmaand, op dezelfde wijze
gevierd als elders in de islamitische wereld. Tussen zonsopgang en zonsondergang
mogen moslims niet drinken, eten en roken - een ghele opgave voor een volk
dat tot de grootste tabakgebruikers ter wereld behoort. Tijdens de ramadan
zijn op het platteland of in gebieden in Java, Sumatra en Zuid-Sulawesi waar
veel orthodoxe moslims wonen de meeste restaurants gesloten. Als een restaurant
al open is, is dat van buiten niet te zien. Bezoekers dienen zich tijdens
de ramadan enigszins terughoudend op te stellen. Aan het eind van de ramadan
vindt het grote feest van Idul Fitri of Lebaran plaats. Dit is een tijd waarop
men gasten ontvangt en op bezoek gaat. Het lijkt wel of elke Indonesische
moslim dan op reis is.
De roep van de muezzin
Moslims worden overal ter wereld, zo ook in Indonesië, geacht vijf maal
daags te bidden. Natuurlijk doet niet iedereen dit, maar toch roept de imam
de gelovigen 's ochtends vroeg op voor het gebed.
Missionarissen
Nog steeds zijn christelijke missionarissen actief in Midden-Sulawesi, Kalimantan
en Irian Jaya. Men kan afgelegen dorpen vaak alleen bereiken met de vliegtuigjes
van de Missionary Aviation Fellowship (MAF). De meeste missionarissen komen
uit Amerika, Europa of Australië, maar er zijn ook steeds meer Indonesiërs
actief in de missie.
De ideeën over
godsdienst
Veel Indonesiërs met wie je in gesprek komt, vragen naar je godsdienst.
Je kunt beter niet beginnen over atheïsme of agnosticisme, want dat begrijpt
men meestal niet. Zelfs identiteitskaarten in Indonesië vermelden de
geloofsovertuiging.
De rol van de vrouw
Indonesische vrouwen hebben relatief veel vrijheid. Zelfs in orthodox-islamitische
gebieden zoals Aceh bestaat geen plicht tot purdah; de vrouwen dragen er geen
sluiers, maar bedekken soms wel hun gezicht met een sjaal. De scheiding der
seksen blijft beperkt tot de moskee en een van de belangrijkste nationale
feestdagen, Kartinidag, is ter ere van een Javaanse strijdster voor de rechten
van de vrouw.
CULTUUR
Het gewicht van Java is
groot. Zestig procent van de bevolking woont er. Maar buiten Java wonen nog
zo'n 300 andere volken, allemaal met hun eigen culturen. In de 'buitengewesten'
ervaart de bevolking het regeringsstreven naar nationale eenheid vaak als
'Javanisatie' Een andere culturele factor met een politieke lading is de positie
van de islam.
Een van de redenen waarom
er in Indonesië zoveel vormen van kunst worden beoefend, is dat het land
op de grens ligt van Azië en Melanesië. Uit Azië komen de boeddhistische
en hindoeïstische tradities met de bijbehorende voorstellingswereld.
Vaak zijn deze vermengd met oudere religieuze en artistieke elementen die
uit het animisme voortkomen. Het grove houtsnijwerk van de Asmat uit Irian
Jaya en de fijnbewerkte totempalen van de Dajaks uit Kalimantan geven een
indruk van de gecompliceerde relatie tussen geesten en de natuur. De afgebeelde
vormen zijn vaak gestileerde weergaven van wolken, bomen of goden.
Omdat tussen de eilanden en de volken die er wonen grote afstanden liggen,
is culturele eenheid ver te zoeken. Er zijn onnoemelijk veel etnische groeperingen.
Sommige gebieden in Indonesië zijn zo onbegaanbaar, dat groepen die enkele
kilometers uit elkaar wonen totaal verschillend zijn. Tegenwoordig wordt de
eenwording van het land versterkt door het gebruik van vliegtuigen, de invloed
van de televisie en andere vormen van communicatie. Toch blijven veel etnische
groepen vasthouden aan hun eigen kunst en cultuurvormen. De overheid moedigt
hen hiertoe aan.
Textiel
Bijna alle buitenlanders die Indonesië bezoeken kopen plaatselijk gefabriceerd
textiel: kleding, tafelkleden, batikkunst of gewoon een lap stof. Midden-Java
staat vooral bekend om zijn batiks. Batiks worden gemaakt door waspatronen
op katoen te stempelen of te schilderen en de lap dan te verven. In de Kleine
Sunda Eilanden, met name op Sumba, vindt men de oorsprong van een andere bekende
Indonesische textielbewerkingstechniek: ikat. Ikat betekent 'binden'; de draden
worden om een lijst gebonden en geverfd en daarna tot stoffen verweven. Hoewel
er tegenwoordig steeds minder plantaardige kleurstoffen worden gebruikt, zijn
de traditionele donkere tinten rood, blauw en bruin nog steeds geliefd.
Uitvoerende kunsten
Overal in Indonesië wordt bij belangrijke gebeurtenissen, in het bijzonder
bij huwelijk en overlijden, muziek gemaakt, gezongen en gedanst. Op de meeste
eilanden in West -en Midden -Indonesië bezit men bronzen gongs, bamboefluiten
en eenvoudige snaarinstrumenten. De meest complexe orkesten vindt u op Java
en Bali: maximaal 30 musici produceren muziek met metalen percussie-instrumenten,
trommels en gongs, enkele fluiten, snaarinstrumenten en de menselijke stem.
Zo'n ensemble wordt gamelan genoemd. De gamelan begeleidt dansvoorstellingen
of een poppenspel, waarin meestal hindoe-legenden worden uitgebeeld. De muziek-,
dans-en toneelvoorstellingen op Bali zijn voor de meeste bezoekerstoeristen
het aantrekkelijkst: levendig, kleurrijk en ritmisch. De gratie van de hofdansers
en de behendigheid van de wajangspelers in Midden-Java zijn echter ook een
bezoek waard.
Hout-steen en metaalbewerking
Het bewerken van hout, steen en metalen zoals brons, zilver en goud is een
eeuwenoud ambacht dat overal in de archipel wordt beoefend. De graftomben
op de Kleine Sunda Eilanden en de beelden in Midden-Sulawesi zijn voorbeelden
van neolitische steenhouwkunst, terwijl de schitterende reliëfs die nog
steeds worden gemaakt voor de tempels op Bali een voortzetting zijn van een
duizend jaar oude traditie op Java. Van de moerassen van Irian Jaya tot het
bergland van Sumatra vindt u veel verschillende houtbewerkingstechnieken.
In de bergen van Sumatra versieren dorpsbewoners hun clanhuis met bewerkte
en beschilderde panelen. Ter gelegenheid van een feest dossen de volken van
Indonesië zich prachtig uit. Voorbeelden van kleurige kralen uit Kalimantan
zijn te zien in de musea en winkels in Jakarta. De meeste provinciale musea
bevatten voorwerpen van fijnbewerkt goud of zilver. De zilveren sieraden uit
Yogyakarta, die nog steeds op de oude ambachtelijke wijze worden gemaakt,
zijn schitterend.
Op drukke markten en in
levendige dorpen krijgt de bezoeker een indruk van de lange geschiedenis en
het grote aantal culturen van Indonesië. Veel traditionele ambachten
zijn diep geworteld in de cultuur van het eiland waar ze vandaan komen.
Wat is waar te koop?
Java:
Jakarta is een goede plaats voor de aanschaf van antiek (Nederlands en Indonesisch),
kleding en hebbedingetjes.
In Yogyakarta vindt u houtsnijwerk, zilverwerk, lederwaren, batik en wajangpoppen.
Solo biedt poppen, batik, houtsnijwerk,aardewerk en antiek.
Sumatra:
In Medan verkoopt men een ruime sortering kunstnijverheidsproducten en producten
uit Kalimantan. Padang heeft van palmbladen gevlochten manden en textiel.
Kijk uit naar prachtige, simpele houten schalen en borden uit Siberut. Kota
Gedang (Bukittinggi) is een goede plek voor filigreinwerk.
Kalimantan:
Samarinda is een goede plek voor antiek Chinees keramiek, schitterend Dajak-houtsnijwerk
en prachtige zijden sarongs. Bandjarmasin is beroemd om zijn edel-en half-edelstenen,
in het bijzonder diamanten.
Bali:
Kuta is een van de belangrijkste kunstnijverheidscentra in Zuidoost -Azië.
Men maakt er voorwerpen van zilver, hout en steen, schilderijen, maskers en
kleding.
Lombok:
Ongeveer dezelfde productenmix als Bali, maar bovendien mooi, zwaar aardewerk
en schitterende stoffen.
Sulawesi:
Ujang Pandang is een goede plek voor het kopen van zilver, filigreinsieraden
en felgekleurd zijde. In Rantepao vindt u kralenkettingen, wanddecoraties,
houten panelen en messen met ebbehouten heft.
Nusa Tenggara:
Op de meeste van de Kleine Sunda Eilanden weeft men unieke stoffen.
Eten en drinken
Het Indonesische
eten, vooral dat op Java en Sumatra, is over het algemeen
heet. Het meest gepeperde eten komt uit de streek rondom Padang in West-Sumatra.
Hoe verder men naar het oosten reist, des te minder heet het eten wordt, zo
luidt de algemene regel. Maar waar in het land je ook bent, in de meeste gerechten
liggen wel enkele rode pepertjes op de loer!
Rijst is bijna overal in Indonesië het hoofdbestanddeel van de maaltijd.
Het vervangt zowel brood als aardappelen. In het oosten van het land is rijst
moeilijker te verbouwen. In de Molukken en Irian Jaya zijn daarom maniok,
zoete aardappelen en vooral sago de basisingrediënten van het dagelijks
menu. De meeste Indonesiërs vinden vlees nogal duur. Het wordt meestal
alleen in kleine hoeveelheden als bijgerecht gegeten. Kip en geitenvlees zijn
overal in het land verkrijgbaar, maar verwacht op het islamitische Java en
in het grootste deel van Sumatra geen varkensvlees; op het hindoeïstische
Bali geen rundvlees. Verse en gedroogde vis is voor tientallen miljoenen Indonesiërs
de voornaamste bron van eiwit. Veel Javaanse gerechten bevatten tofoe (tahoe)
of tempeh, gemaakt van sojabonen.
Alleen om het fruit te proeven, zou Indonesië al een bezoek waard zijn.
Kokosolie en kokosmelk worden in veel sauzen gebruikt. Vooral in Sumatra en
Java worden gedroogde visjes en pepers vermalen tot een bedenkelijk ruikende
pasta die aan gerechten kan worden toegevoegd. Hoewel iedere streek zijn eigen
specialiteiten heeft, zijn sommige gerechten overal in het land verkrijgbaar.
Niet alle regionale specialiteiten zien er even smakelijk uit.
Longhouses
Overal in Borneo vindt men longhouses. Deze huizen passen zeer goed bij de
cultuur en het klimaat ter plaatse. Longhouses staan hoog boven de grond op
palen met oog op de ventilatie en vroeger ook voor de verdediging. Ze kunnen
meer dan 100 m. lang zijn en tientallen gezinnen huisvesten. In het gebouw
heeft ieder gezin zijn eigen appartement, met een kook-, een slaap-en een
eetgedeelte. Een lange, overdekte, vaak fraai bewerkte veranda vormt de gemeenschappelijke
ruimte. Kinderen spelen hier, oudjes zitten voor zich uit te staren en er
wordt rijst gestampt. Men heeft er geen last van de zon en de regen.
Voor het longhouse staan soms 6 m. lange totempalen met afbeeldingen van woeste
krijgers, die boze geesten moeten afschrikken. Voor dit doel hebben sommige
figuren enorme penissen. Logeren in een longhouse is een onvergetelijke ervaring.
Het is moeilijk de slaap te vatten door het lawaai van onder het huis scharrelende
kippen en varkens, het stampen van de rijst, huilende kinderen en blaffende
honden.
'Antiek'
De ambachts-en handelslui in Indonesië realiseren zich al lang dat buitenlandse
bezoekers veel geld over hebben voor antiek. Hele dorpen leven van de 'antiekproductie',
bijvoorbeeld Modjokerto in Oost-Java, waar schitterende replica's van 13de
-eeuwse vazen en kruiken in Majapahit-stijl worden gemaakt. Wie echte Asmat-kunst
wil kopen, moet oppassen. Er zijn veel in Java en Bali gemaakte falsificaties
op de markt. In 1993 hebben Asmat-houtsnijders geprobeerd de mensen uit een
Javaans dorp voor de rechter te slepen wegens het schenden van het copyright.
GEOGRAFIE
Indonesië heeft een
oppervlakte van ongeveer 1.950.000 km² en is daarmee het grootste land
van Zuidoost -Azië en de grootste eilandengroep ter wereld. Het land
strekt zich uit over zo'n 5150 km. Ongeveer 70 procent van de bevolking woont
op Java. Andere belangrijke eilanden zijn Sumatra en Sulawesi. Hierbij komen
nog Kalimantan, het Indonesische deel van het eiland Borneo, en Irian Jaya,
het Indonesische deel van Nieuw-Guinea. Het Indonesische landschap is vaak
ruig. De moerassige kustvlakten gaan over in dicht regenwoud en in de ondiepe
zeeën vindt men talloze koraalriffen. De bergen en de geologische structuur
zijn vaak van vulkanische oorsprong. Veel vulkanen in dit geologisch onrustige
gebied zijn nog actief. Indonesië ligt in een gebied waar drie tektonische
platen samenkomen en aan de randen van deze platen komen veel aardbevingen
en vulkaanuitbarstingen voor. Nieuw-Guinea en de eilanden daar in de buurt
liggen op het Sahul Plat, dat deel uitmaakt van de Australische Plaat. Borneo,
Java, Bali, Sumatra, Lombok en Nusa Tenggara liggen op het Sunda Plat, dat
deel uitmaakt van de Eur-aziatische Plaat. Tot ongeveer 10.000 jaar geleden,
toen de Java Zee ontstond, waren deze eilanden verbonden met het vasteland
van Azië. Sulawesi, Maluku (de Molukken) en delen van de zee ertussen
behoren tot dezelfde geologische eenheid als Japan en de Filippijnen. Waar
deze platen samenkomen, bevinden zich diepe troggen, waaronder de beroemde
Java Trog met een diepte van 7450 m.
Landverbindingen
Sommige delen van Indonesië waren vroeger verbonden met continenten.
Irian Jaha zat vast aan Australië, terwijl Sumatra, Java, Bali en Kalimantan
verbonden waren met het vasteland van Azië. De voorouders van de Australische
aboriginals en de bewoners van Tasmanië bereikten hun woongebied via
deze landbruggen. De Molukken, Nusa Tenggara en Sulawesi hebben nooit vastgezeten
aan continenten.
Vulkanen
Men schat dat er in Indonesië ongeveer 128 actieve vulkanen zijn. De
bekendste is ongetwijfeld de Krakatau (Rakata), een eilandvulkaan tussen Java
en Sumatra. Na de uitbarsting van de Krakatau in 1883 werd overal ter wereld
de zonsondergang feller van kleur. De uitbarsting veroorzaakte aan alle kusten
van Zuidoo00st -Azië vloedgolven, die duizenden doden tot gevolg hadden.
De explosie was op bijna 5000 km. afstand te horen. Het eiland knalde letterlijk
uit elkaar, maar door de voortdurende vulkanische activiteit wordt het nu
weer langzaam opgebouwd. Andere bekende vulkanen zijn de Agung (op Bali),
die na 150 jaar sluimeren in 1963 met veel geweld uitbarstte, en de Merapi
(bij Yogyakarta op Java), waarvan de veelvuldige uitbarstingen door de omwonenden
worden verdragen omdat ze de vruchtbaarheid van de bodem verhogen. Ook de
Galunggung (in West-Java) doet nog wel eens van zich spreken. Bij de uitbarsting
van deze vulkaan in 1982 kwam een zo grote hoeveelheid as in de bovenste laag
van de atmosfeer terecht, dat een passagiersvliegtuig bijna verongelukte.
Uitbarstingen van de Kelud (bij Kediri op Java) kunnen veel dood en verderf
zaaien doordat water uit het kratermeer samen met de as snelstromende lahars
(modderstromen) vormen. Toch zijn vooral de Kelud en de Merapi populair bij
klimmers, evenals de Semeru (Java), de Rinjani (Lombok) en de twee op elkaar
lijkende, naast elkaar gelegen vulkanen Pangrango en Gede (Java). In de meeste
steden en aan universiteiten zijn bergbeklimmersclubs te vinden.
De ring van vuur
Indonesië ligt in een gebied met zeer veel vulkanische activiteit, dat
deel uitmaakt van de zogenaamde 'ring van vuur'. Dit is een zone die rond
de Grote Oceaan ligt en onder andere bestaat uit Japan, Nieuw-Zeeland en de
Amerikaanse Westkust.
Rivieren en zeeën
Als eilandbewoners zijn Indonesiërs voor hun vervoer en communicatie
altijd meer aangewezen op zeeën dan op rivieren, maar op sommige plekken
zijn rivieren wel belangrijk, vooral op Kalimantan. De ondiepe zeeën
rond de archipel spelen een belangrijke rol als klimaatfactor en als voedselbron.
Bovendien worden ze ook steeds belangrijker voor het toenemende toerisme.
Aan de kust van Java, Bali, Noord-Sulawesi, de Molukken, Flores en elders
kan men duiken en op verschillende eilanden van de Pulau Seribu (de Duizend
Eilanden), een groep van ongeveer 110 eilanden in de baai van Jakarta, worden
toeristische faciliteiten aangelegd. De noordelijke eilanden zijn buitengewoon
geschikt om te duiken of te snorkelen.
Flora en fauna
Alfred Russel Wallace, die samen met Charles Darwin de geestelijk vader is
van de evolutietheorie, stelde dat er tussen Borneo en Bali enerzijds en tussen
Sulawesi en Lombok anderzijds een scheidslijn loopt. Ten oosten van deze lijn
lijken de dieren meer op die van Australië, bijvoorbeeld buideldieren
zoals de buideldas en de koeskoes. Ten westen ervan lijken de dieren meer
op die van Azië, zoals olifanten, orang-oetans, neushoorns, tapirs en
tijgers. Sommige diersoorten komen alleen in Indonesië voor. De bekendste
hiervan is de komodovaraan, een reuzenhagedis die alleen op de eilandjes Komodo
en Rinca wordt aangetroffen. Dit is een beschermde diersoort, evenals de resterende
groepen orang-oetans op Sumatra en Kalimantan en de Sumatraanse en Javaanse
neushoorn, waarvan er nog 50-60 exemplaren over zijn. De grote banteng, een
wild rund, is ook beschermd. In Kalimantan leeft een unieke soort neusaap
en op Sulawesi komen de babirusa voor, een groot wild zwijn, en de anoa, een
klein beschermd soort rund. Sommige inheemse insekten zijn zeer groot, bijvoorbeeld
de atlasvlinder en sommige soorten wandelende tak, die wel 20 cm. lLang kunnen
worden. In het regenwoud groeien 40.000 soorten bloeiende planten, van de
grootste bloem ter wereld, de Rafflesia arnoldii, tot minuscule orchideeën.
In Indonesië worden ten minste 3000 boomsoorten aangetroffen. Veel boomsoorten
zijn van economische betekenis, omdat er in het buitenland veel geld voor
wordt betaald. De overheid beheert het grootste deel van het bos: bijna 13
miljoen ha. Een goede inleiding op de natuurrijkdom van Indonesië is
de website van wetenschapper Ed Colijn: www.bart.nl/-edcolijn
KLIMAAT
De meeste delen van Indonesië
hebben een tropisch klimaat. Dit wordt voornamelijk bepaald door de ligging
van het land rond de evenaar en het feit dat het uit zoveel eilanden bestaat.
Een derde bepalende factor is de positie die het land inneemt tussen het Australische
en het Aziatische continent, wat van invloed is op de moessonseizoenen. De
temperatuurverschillen op de afzonderlijke eilanden variëren meer met
de hoogte van het land dan met de geografische ligging. De hoogste gemiddelde
temperaturen vindt men aan de kust op zeeniveau. Er zijn twee moessonseizoenen:
De oostmoesson, die heerst van juni tot september, wordt vooral in het oosten
van het land gekenmerkt door droog weer. De westmoesson daarentegen, die van
december tot maart duurt, brengt zware regenval, in het bijzonder in het westen
van het land. Zelfs buiten de tijd van de westmoesson valt er over het algemeen
veel neerslag op de westelijk gelegen eilanden: Sumatra en Kalimantan hebben
niet echt een droge periode en korte, zeer hevige stortbuien komen er het
hele jaar voor. De luchtvochtigheid is hoog, meestal tussen de 75 en de 100
procent. Overal in Indonesië komen 's middags vaak onweersbuien voor.
Klimaat van uitersten
Het natste deel van Indonesië ligt rond de berg Slamet, in Midden-Java:
de gemiddelde jaarlijkse regenval kan hier meer dan 7000 mm. bedragen. In
de ergste storm in de geschiedenis van Indonesië viel er op één
dag 800 mm. regen. In de Paluvallei in Midden-Sulawesi valt er daarentegen
ieder jaar gemiddeld maar 500 mm. regen.
FLORES (NUSA TENGGARA)
Steeds meer mensen gaan
Nusa Tenggara (de Kleine Sunda Eilanden) beschouwen als een van de boeiendste
delen van Indonesië. Men vindt er dorpen en culturen die door hun geïsoleerde
ligging eeuwenlang onveranderd zijn gebleven. Het culturele erfgoed op de
Kleine Sunda Eilanden is, naar Indonesische maatstaven, goed bewaard gebleven.
Flores dankt zijn naam
aan de 16de -eeuwse Portugese sandelhouthandelaren, die het eiland Cabo dos
Flores (bloemenkaap) noemden. Het is het spectaculairste eiland van Nusa Tenggara.
Flores is ongeveer 375
km. lang en 60 km. breed en is een van de vulkanisch actiefste eilanden ter
wereld. Rond het eiland liggen prachtige koraalriffen waar men kan duiken
en snorkelen. De cultuur en tradities van de vijf stammen van Flores zijn
zo gevarieerd en boeiend als het eiland zelf.
Larantuka
In het haventje van Larantuka aan de voet van de actieve vulkaan Ili Mandiri
vertrekken de boten naar Alor en Selor. Op Goede Vrijdag dragen de bewoners
van Larantuka onder leiding van de leden van een kloosterorde die de Konfrerie
heet een Mariabeeld door de stad. Men zingt daarbij liederen in het Latijn
en het Oudportugees, waar natuurlijk niemand meer iets van begrijpt.
Maumere en omgeving
Tot november 1992 was het kustplaatsje Maumere hard op weg om een belangrijk
centrum voor de duiksport te worden. Maar toen werden de koraalriffen ernstig
beschadigd door een aardbeving en een vloedgolf veegde verscheidene vissersdorpen
van de kaart. De koraalriffen herstellen zich voorspoedig. Ladalero is een
katholiek seminarie dat hoog in de heuvels boven Maumere ligt. Het biedt een
fraai uitzicht over de baai en een interessant museum. Sikka, aan de zuidkust
(40 minuten rijden), is het voornaamste weefcentrum van Oost-Flores.
Moni en omstreken
Moni ligt prachtig in een diep dal. In Wolowaru staan interessante adathuizen
met bizarre palmdaken en van binnen houtsnijwerk. De drie bekendste weversdorpen
zijn: Ngella, Wolojita en Jopu.
De Keli Mutu
De drie kratermeren van de Keli Mutu hoog boven Moni zijn heel bijzonder:
elk meer heeft een andere kleur en af en toe veranderen de kleuren. De twee
grootste zijn van elkaar gescheiden door een smal rotswandje.
Bajawa en omstreken
Op de dorpspleinen van de vele dorpen bij Bajawa zijn ngadu's en bhaga's opgebouwd.
De ngadu is een met snijwerk versierde paal met een rieten dakje erop. Het
is een symbool voor de mannelijke voorouders. De vrouwelijke afstammingslijn
wordt gesymboliseerd door de bhaga, een klein huisje dat de baarmoeder voorstelt.
Van alle adatdorpen in de omgeving is Bena het best bewaard gebleven. Er zijn
vestingwerken, rijen ngadu's en bhaga's, megalieten en er kan genoten worden
van een fraai uitzicht. In Langa op de weg naar Bena staan ook ngadu's en
bhaga's en men maakt er mooie stoffen. Wie 20 minuten in de richting van de
Inieri loopt, komt in een spectaculair breukdal.
Soa, 30-40 minuten van Bajawa, is gebouwd op een groot, door de rotsen gevormd
amfitheater. Het dorp Boawae (1 uur) is het centrum van de Nage-Keo-stam.
Riung
Een tocht naar dit haventje dat in een beschutte baai ligt en mooie koraalriffen
heeft, is een absolute aanrader. In deze streek leven enorme varanen, sommige
even groot als die op Komodo. Bij zonsondergang verduisteren grote zwermen
vliegende honden het zwerk.
Ruteng
Ruteng is de hoofdstad van de Manggarai-stam en ligt hoog op een helling van
een werkende vulkaan. Dit gebied staat bekend om de caci-zweepgevechten. Het
bloed dat wordt vergoten, beschouwt men als een offergave aan de geesten van
de voorouders. De gevechten worden gehouden bij huwelijken en belangrijke
ceremonies en zijn het hoogtepunt van de festiviteiten op onafhankelijkheidsdag
(17 augustus). Enkele oude ronde Manggarai-huizen zijn te zien in Todo, 1
uur van Ruteng.