Alle pagina's 

De buurlanden
van Ghana

 

(Klik op het plaatje om te vergroten)

INDONESIË

GESCHIEDENIS

Indonesië is een Nederlandse schepping. In drie eeuwen tijd brachten Nederlandse legers de vorstendommen en volkeren van het eilandenrijk onder één centraal gezag. Na de onafhankelijkheid in 1945 experimenteerde Sukarno met verschillende vormen van politiek en economisch beleid, die geen van alle een succes waren. In 1965 greep generaal Soeharto de macht. De Nieuwe Orde was een feit.

Enkele historische gegevens
Ca. 350.000 v. Chr.: Homo erectus leeft op Java.
3000 v. Chr.: Eerste immigratiegolf bereikt archipel.
71 na Chr.:Plinius beschrijft handel tussen Indonesië en Afrika.
5de eeuw na Chr.: Brahmaanse zendelingen brengen het hindoeïsme naar Indonesië.
7de eeuw na Chr.: Srivijaya komt tot bloei.
8ste eeuw na Chr.: Sailendra komt tot bloei.
Vanaf 778 na Chr.: Bouw van de Borobudur.
10de eeuw: Srivijaya verliest handelsmonopolie met China.
11de eeuw: De islam arariveert in de archipel.
700-1200 na Chr.: Boeddhistisch Srivijaya-rijk (Sumatra).
1268: Kertanagara aan de macht.
1292: Kertanagara afgezet. Marco Polo bezoekt Indonesië.
1200-1500: Hindoeïstisch Majapahit-rijk (Oost-Java).
Vanaf 1300: Islam doet zijn intrede.
14de eeuw: Definitieve ondergang van Srivijaya.
1595-1597: Eerste Nederlandse schepen bereiken Banten.
1602: Oprichting Verenigde Oost Indische Compagnie (VOC).
1799: VOC ontbonden.
1800: VOC en bezittingen overgenomen door de Staat der Nederlanden.
1811: Britse Oost Iindische Compagnie neemt bestuur tijdelijk over (tot 1816).
1808-1811: Eerste gouverneur-generaal Daendels.
1811-1816: Britse bezetting onder Raffles.
1825-1830: Opstand o.l.v. Diponegoro.
1830-1870: Cultuurstelsel (gedwongen levering van cultuurgewassen en arbeid aan de Nederlanders).
1873-1908: Aceh (Atjeh)-oorlogen.
1883: Uitbarsting van de Krakatau.
1891: Ontdekking van de fossiele resten van de Java-mens.
1927: Oprichting PNI (Partai Nasional Indonesia) o.l.v. Sukarno.
1928: Studenten proclameren de sumpah pemuda: één volk, één staat, één taal.
1942-1945: Japanse bezetting.
17 augustus 1945: Sukarno en Hatta proclameren de Republiek Indonesië. Onafhankelijkheidsverklaring.
1947-1948: Politionele acties.
1949: Nederland erkent de onafhankelijkheid. Formele soevereiniteitsoverdracht door Nederland.
1955: Eerste en tot nu toe enige vrije verkiezingen.
1956-1961: Conflict om Nieuw-Guinea.
1957-1958: Nederlandse bedrijven genationaliseerd.
1959: Sukarno ontbindt parlement; 'Geleide Democratie'.
1961: Nederland draagt soevereiniteit Nieuw-Guinea over aan de VN.
1963: Irian Jaya door Nederland overgedragen aan Indonesië.
1963: Indonesië verwerft bestuur over Nieuw-Guinea.
1963-1966: Conflict met Maleisië om Noord-Borneo (Konfrontasi-politiek).
1965-1966: Sociale onrust. Communistische coup-poging; Soeharto neemt de macht over van Sukarno; Nieuwe Orde; het leger krijgt zijn dubbelrol (dwi-fungsi).
1969: Irian Jaya wordt provincie van Indonesië.
1973: Reorganisatie politieke partijen.
1975-1976: Invasie/Annexatie Oost-Timor.
1978: Studentenrellen resulteren in nieuwe censuur op kranten en onderdrukking van politieke activiteiten.
1983-1986: De petrus-moorden.
1984: Hevige protesten, demonstraties en rellen tegen Soeharto.
Rond 1985: Tijd van het 'economische liberalisatie-beleid'.
1985: Wet verplicht alle organisaties de Pancasila als enige grondslag in de statuten op te nemen.
1991: Oprichting Democratisch Front; bloedbad Dili.
25 maart 1992: Indonesië verbreekt ontwikkelingsrelatie met Nederland. Staatsvorm: republiek. De regering wordt gevormd door de president en de ministers. De volksvertegenwoordiging is de Dewan Perwakilan Rakyat (DPR) die bestaat uit 500 leden, waarvan 400 gekozen door het volk. Het hoogste orgaan van de staat is de Majelis Permusyawaratan Rakyat (MPR) die bestaat uit alle leden van de DPR, 147 vertegenwoordigers van de provincies, 253 van 'functionele groepen' (o.a. politieke organisaties, de strijdkrachten) en 100 benoemden.
Staatshoofd: president; vanaf 1967 Soeharto, in 1993 begonnen aan een zesde termijn.
1998: Soeharto treedt af; vice-president B.J. Habibie wordt president; politieke gevangenen komen vrij; persvrijheid.
1999: Oost-Timor onafhankelijk.
1999: Abdurrachman Wahid tot president gekozen.
2001: Wahid wordt afgezet en opgevolgd door Megawati Soekarnoputri.

Met betrekking tot de vlag van Indonesië het volgende: Het meran putih (rood-wit) dateert al uit de tijd van het Majapahit-rijk (13e eeuw). Nadat in 1922 Indonesische nationalistische studenten in Nederland haar als verenigingsvlag kozen, werd ze in 1928 gebruikt door de PNI.
Officieel werd de vlag voor het eerst gehesen op 17 augustus 1945 bij de proclamatie van de onafhankelijkheid. Het rood (van menselijk bloed) staat voor het lichamelijke, stoffelijke. Het wit symboliseert het geestelijke leven. Samen vormen ze een twee-eenheid.

De Solo-mens
De Java-mens (Homo erectus) is niet de enige mensachtige die is opgegraven in Indonesië. Vlak bij de plek waar de fossiele resten van de Java-mens werden aangetroffen, werd later een aantal opengebarsten schedels gevonden, van wat later de Solo-mens werd genoemd. De Solo-mens is blijkbaar een goede jager geweest: er lagen ook fossiele resten van grote dieren en jachtwapens. En zo te zien aan de schedels waren ze ook kannibalen.

Veelzeggende woorden
Er zijn nog steeds sporen van de bijna tien eeuwen waarin de hindoestaanse invloed op de archipel groot was. Bijna de helft van de woorden in het moderne Indonesisch zijn direct afgeleid uit het Sanskriet.

Een energieke Eerste Minister
Het Majapahit-rijk was op het toppunt van zijn bloei tijdens de regeringsperiode van koning Hayam Wuruk. Dit was vooral te danken aan zijn eerste minister, Gajah Mada, die met veel energie probeerde de archipel in één rijk te verenigen. Toen hij stierf, waren er vier mensen voor nodig om zijn functies over te nemen. Historici geloven nu dat de rijksgrenzen beter vast lagen dan men eerst dacht en dat buitengebieden niet binnen het rijk vielen, maar er via handelsbetrekkingen aan waren gelieerd.

Mystieke islam
Net zoals de Indonesiërs het boeddhisme aan hun eigen omstandigheden hadden aangepast, zo transformeerden ze ook de islam. De islam arriveerde in Zuidoost Azië in een vorm die sterk
verschilde van het oorspronkelijke geloof in Arabië. Veel Indonesiërs vinden dat hun islamitische geloof niet in tegenspraak is met oude animistische geloofsovertuigingen.

Buitenlandse steun
Hoewel de Indonesische vrijheidsstrijders de Nederlanders verdreven, was deze overwinning niet mogelijk geweest zonder steun uit het buitenland, met name uit de VS. De Amerikanen dreigden met economische sancties tegen Nederland. Toch heeft de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd, zo kort na de Tweede Wereldoorlog, internationaal weinig aandacht gekregen.


POLITIEK

In Zuidoost -Azië duikt regelmatig het beeld van de 'tijger-rijder'op. De tijger-rijder staat voor
een regeringsleider die eigenlijk al te lang aan de macht is. Hij kan niet aftreden, omdat hij
dan door de problemen die hij zelf heeft opgeroepen zal worden verslonden. Deze beeldspraak paste precies op de beeldspraak in Indonesië, waar de politiek lang in het teken heeft gestaan van de opvolging van Soeharto.

Indonesië noemt zich sinds de verkiezingen van 1999 de op drie na grootste democratie ter wereld. Een periode van 30 jaar militaire dictatuur onder generaal Soeharto eindigde in een economische crisis en veel maatschappelijke onrust, die hem tot aftreden dwongen. Tot halverwege de jaren tachtig dreef de economie van Indonesië vooral op de exploitatie van de wouden en grote olie -en gasvoorraden. Nadien kwamen, door de dalende olieprijzen en economische deregulering, andere sectoren op, waaronder het toerisme. Iedereen zal geleidelijk deel moeten krijgen aan de welvaart, maar op korte termijn heeft het vooral de kloof tussen rijk en arm groter gemaakt. De Chinese gemeenschap speelt een grote rol in de economische groei van Indonesië. Daarom zijn de Chinezen in periodes van maatschappelijke onrust vaak slachtoffer van massa-geweld. Een andere belangrijke factor in de economie was de familie van Soeharto, die bijna elke sector beheerste. Hoewel de economische en maatschappelijke ontwikkelingen omvangrijk zijn geweest en de meeste Indonesiërs daarvan hebben geprofiteerd, voelden veel afgelegen gebieden zich buitengesloten, en dat leidde tot geweld, onderling en tegen de regering. Een andere reden is dat de transmigratie van Javanen en Balinezen naar andere gebieden in de archipel weinig heeft bijgedragen aan het onderlinge begrip tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Indonesië bezit twee wetgevende lichamen. De 500 leden van het Huis van Afgevaardigden, van wie er 10 direct door het leger worden benoemd, hebben ook zitting in het 1000 zetels tellende Adviserend Volkscongres. Om de vijf jaar worden er verkiezingen gehouden voor de vertegenwoordigende lichamen, gevolgd door presidentsverkiezingen: Soeharto werd steeds zonder noemenswaardige tegenstand herkozen.

Sociaal welzijn
Alle aspecten van sociaal welzijn in Indonesië vallen onder het ministerie van Sociale Zaken. Overal zijn op dorps -en wijkniveau klinieken opgezet, hoewel veel mensen nog steeds vertrouwen op kruidentherapieën en andere praktijken van traditionele genezers. Huisvesting is een recenter actiepunt. Sloppenwijken worden verbeterd en voor de armen worden goedkope huizen gebouwd. Privé-organisaties zijn heel actief op dit gebied. Zij hebben ook weeshuizen en bejaardentehuizen.

SAMENLEVING

Pancasila en de staatPancasila en de staat
De Indonesische staatsideologie, de Pancasila, bestaat uit vijf (panca) principes (sila). Deze worden gesymboliseerd in het schild dat de legendarische vuurvogel, Garuda, voor de borst heeft.

1. Geloof in de Ene -Almachtige (de ster). Met deze formulering wordt het religieuze karakter van de Indonesische samenleving en staat aangegeven zonder voor een speciale godsdienst te kiezen. Alle wereldgodsdiensten (islam, christendom, hindoeïsme en boeddhisme) kunnen zich in deze formulering vinden. Godsdienstvrijheid wordt erkend, maar geen van de godsdiensten kan speciale rechten doen gelden, ook niet de islam, waartoe 85 procent van de bevolking behoort. Op grond van dit principe is Indonesië echter ook geen seculiere staat waarin politiek en religie strikt gescheiden zijn.
2. Rechtvaardigheid, beschavingen menselijkheid (de keten). Dit principe verwijst naar algemene Indonesische waarden zoals gevoeligheid voor de opvattingen van anderen (tepa-selira en tenggang-rasa), saamhorigheid (gotong-royong) en ruimte laten voor de zwakkeren (aja dumeh). Daarnaast duidt dit principe op de internationale verhoudingen, de gelijke relatie tussen de volken en staten.
3. Eenheidsstaat Indonesië (de waringin-boom). Op grond van dit principe wordt een federatieve staatsvorm afgewezen; regionale en etnische belangen zijn ondergeschikt aan nationale belangen.
4. Democratie geleid door wijsheid, overleg en vertegenwoordiging (de karbouw). Op grond van dit principe is de Majelis Permusyawaratan Rakyat, de MPR, het Volks(overleg)congres, het hoogste staatsorgaan. Dit Congres bestaat uit 1000 leden: de helft zijn leden van de Dewan Perwakilan Rakyat, de DPR, de Volksvertegenwoordiging (400 hiervan zijn direct gekozen, 100 benoemd door de president; 75 van deze 100 zijn militairen; de militairen hebben geen stemrecht omdat zij formeel boven de partijen behoren te staan). Van de andere 500 leden zijn er 100 weer benoemd en zijn de overige 400 niet-evenredig gekozen uit de leden van de provinciale en districts--volksvertegenwoordigingen (DPRD). Voor deze onevenredigheid is gekozen om een te grote Javaanse dominantie te voorkomen.
5. Sociale gerechtigheid (graan en kapok). Dit principe legt een beperking op aan het particulier bezit. De natuurlijke rijkdommen moeten tot algemeen nut worden aangewend; naast staats -en particuliere bedrijven moet de coöperatie als derde produktievorm worden bevorderd. De diepere betekenis van de Pancasila--ideologie komt tot uiting op twee manieren: het eerste principe wordt boven de andere gesteld en de vijf principes zijn onderling verweven en vullen elkaar aan. Samen drukken zij de eigen identiteit van de Indonesische staat en samenleving uit. Op basis van de Pancasila is de grondwet van 1945 geformuleerd. Deze bestaat uit slechts 37 artikelen en is daarmee de kortste ter wereld. Zij is sterk beïnvloed door de vooroorlogse Japanse grondwet, die weer de grondwet van Bismarck-Duitsland tot model had, maar heeft ook kenmerken van de grondwet van de Verenigde Staten. De president heeft dan ook veel macht. Ministers zijn assistenten van de president en hoeven niet rechtstreeks verantwoording af te leggen aan de Volksvertegenwoordiging. Er bestaat geen strikte scheiding tussen de wetgevende (DPR), rechtsprekende en uitvoerende organen (departementen). Hoewel in de formele staatsinrichting de president op gelijke hoogte staat met vier andere staatsorganen, en onder het gezag van de MPR valt, is in het presidentschap de meeste macht geconcentreerd. De MPR moet tenminste eenmaal in de vijf jaar bijeenkomen. Zij heeft drie taken: Het beleid van de afgelopen periode beoordelen; de hoofdlijnen van het nationale beleid voor de komende vijf jaar vaststellen; en een president (en vice-president) kiezen. Voor de tussenliggende periode is de president de Mandataris, de feitelijke uitvoerder, van de MPR. Hieraan ontleent hij zijn buitengewone macht. Door de vijfjaarlijkse bijeenkomst van de MPR één jaar na de nationale verkiezingen te laten plaatsvinden, hoeft de president geen verantwoording af te leggen tegenover de MPR-leden die hem hebben benoemd en die de hoofdlijnen hebben opgesteld waarop hij zou moeten worden beoordeeld.

BEVOLKING EN TAAL

Indonesië mag dan één staat zijn, maar binnen de landsgrenzen treft men een bonte mengeling van culturen, tradities en volken aan. Er leven meer dan 100 verschillende etnische groepen die samen meer dan 500 talen en talloze dialecten spreken. Indonesië heeft het op drie na grootste bevolkingsaantal ter wereld. Vaak kunnen twee Indonesiërs slechts met elkaar communiceren dankzij hun kennis van Bahasa Indonesia, de nationale taal. De verschillen tussen een christen-Batakse boer uit Noord-Sumatra en een animistische Aswatse houtsnijder uit de moerassen van zuidelijk Irian Jaya (Indonesisch Nieuw-Guinea) zijn even groot als die tussen een Marokkaanse tapijtverkoper en een Lapse rendierherder. Er bestaan echter enkele vuistregels voor de bezoeker. De bewoners van de westelijk gelegen eilanden (Java, Bali, Sumatra en de kustgebieden van Kalimantan en Sulawesi) zijn meestal Maleiers. Ze zijn slank, klein van stuk en hebben sluik donker haar. Met uitzondering van de Balinese hindoes zijn ze moslim. Oostelijk van Lombok en Sulawesi wordt de invloed van Nieuw-Guinea en Australië snel sterker. Op de Molukken en in Irian Jaya is de bevolking totaal anders dan die op de eilanden die meer naar het westen liggen. In het oosten van het land leven mensen van het Melanesische of het Australoïde ras. Hun huidskleur is donkerder en ze zijn langer en steviger gebouwd dan de bewoners van het westelijk deel van het land. Zoals de 19de - eeuwse ontdekkingsreiziger en natuurvorser Alfred Russel Wallace reeds opmerkte, liggen de verschillen tussen de volken van Indonesië niet alleen op het lichamelijke vlak. In zijn standaardwerk The Malay Archipelago (1869) beschrijft hij een bezoek aan de Kai Eilanden in de toenmalige Zuid-Molukken.

De Chinezen zijn ongetwijfeld de meest vergeten bevolkingsgroep van Indonesië. Op grond van hun zeer succesvolle handelsondernemingen worden ze wel vergeleken met de joden uit het Midden -Europa van voor de Tweede Wereldoorlog. Evenals de joden hebben ook de Chinezen geleden. Tienduizenden Indonesische Chinezen werden gedood tijdens de slachtingen die volgden op de mislukte communistische staatsgreep in 1965. Het gebruik van het Chinese schrift was verboden. Tegenwoordig zijn de verschillen tussen de volken van de verschillende eilanden veel vager dan vroeger, doordat de overheid probeert om een nationale identiteit op te bouwen. Een van de belangrijkste factoren die hierbij een rol spelen, is de transmigratie. Dit is een overheidspolitiek waarbij jaarlijks tienduizenden mensen van overbevolkte eilanden zoals Java worden overgebracht naar dunner bevolkte eilanden als Irian Jaya, Sumatra en Sulawesi. De transmigratie verloopt niet probleemloos, met name niet in Irian Jaya, waar de inheemse bevolking steeds meer de kans loopt om een minderheid te worden in hun eigen land.

Inheemse stammen
In afgelegen bosgebieden leven nog steeds primitieve inheemse stammen, nakomelingen van de eerste bewoners van de archipel. Tot deze halfnomadische jagers en verzamelaars behoren bijvoorbeeld de Kubu en Sakhai op Sumatra en de Wana in Midden--Sulawesi. De meeste van deze stammen worden nu in hun bestaan bedreigd, omdat hun jachtgronden als gevolg van ontbossing en transmigratieprojecten steeds verder inkrimpen.
De eerste proto--Maleise kolonisten vestigden zich meer dan 2000 jaar geleden in de Indonesische archipel. Na de komst van andere groepen Maleise kolonisten trokken zij zich terug in de binnenlanden en de bergen. De bekendste proto-Maleise stammen zijn de Bataks van het Tobameer in Noord-Sumatra, de Toraja's uit Zuid-Sulawesi en de Dajaks uit Kalimantan. Sommige Dajaks leven nog in longhouses langs de grote rivieren in afgelegen delen van Oost--en Midden--Kalimantan.
In Irian Jaya wonen zeer veel verschillende stammen. Met hun donkere huid, zware lichaamsbouw en dik kroeshaar lijken de Papoea's van de oostelijk gelegen eilanden totaal niet op de Maleiers in het westen van het land. Tot deze stammen behoren onder andere de Dani uit het Centraal Gebergte rond de Baliemvallei, van wie het bestaan pas sinds 1930 in het Westen bekend is. Een andere stam in Irian Jaya is de Asmat, meesterhoutsnijders uit de moerassen. De Orang Laut leven overal in Oost-Indonesië op schepen of in paalwoningen in kustnederzettingen.

Informele ontmoetingen
Bezoekers worden vaak met nieuwsgierigheid bejegend. De vaakgehoorde vragen Dari mana? (Waar komt u vandaan?) en Mau ke mana? (Waar gaat u heen?), zijn rituele vragen aan elke vreemdeling. Het beste antwoord op Mau ke mana? Is het even rituele Jalan-jalan (zo maar wat wandelen). Probeer geen goede sier te maken door net als de Indonesiërs te antwoorden Makan angin (een luchtje scheppen). Het tweede woord wordt namelijk gemakkelijk verkeerd uitgesproken als Makan anjing (een hond opeten).

Omgangsvormen
Boos worden betekent gezichtsverlies, vooral op Java. Wees vastbesloten, maar schiet nooit uit uw slof.
De linkerhand wordt gebruikt om zich te reinigen en wordt als onrein beschouwd. Gebruik uw linkerhand niet voor het aanreiken van geld of voedsel of bij een begroeting.
De meeste Indonesiërs eten niet met mes en vork, maar met lepel en vork. Alleen in westerse restaurants gebruikt men een mes. Op het platteland eet men meestal met de vingers (van de rechterhand).
Indonesiërs maken op westerlingen een nieuwsgierige indruk - Hoeveel kinderen heeft u? Hoeveel verdient u? Eet u rijst? - Wees niet gepikeerd; deze vragen maken deel uit van het socialiseringsritueel.

Twee talen
De meeste Indonesiërs spreken naast hun eigen taal Bahasa Indonesia. Veel kinderen leren pas Indonesisch als ze naar school gaan.

ECONOMIE

De politieke stabiliteit van de Nieuwe Orde bracht Indonesië gestage economische groei. Deze leidde tot een duidelijke stijging van de welvaart, ook voor de laagste inkomensgroepen. Maar die groei ging gepaard met een exorbitante concentratie van rijkdom in de handen van enkelen. Ook bureaucratie en corruptie maakten er deel van uit. Voortgaande groei zal afhangen van het terugdringen van deze uitwassen.

Op economisch terrein zijn in Indonesië sinds het ontstaan van de Nieuwe Orde indrukwekkende prestaties geleverd. In de landbouwsector is ondanks de sterk toegenomen bevolking de rijstproduktie vrijwel toereikend geworden. Door zorgvuldig overheidsingrijpen is er - zeker voor een ontwikkelingsland - sprake van een redelijk stabiele prijsontwikkeling. De infrastructuur, het wegennet en de verbindingen tussen de eilanden over zee en door de lucht, zijn sterk verbeterd. De industriële activiteiten zijn de laatste jaren als het ware geëxplodeerd en verspreiden zich in snel tempo over Java en enkele stedelijke centra op de andere eilanden.

Olie en gas brengen ongeveer 40% van de inkomsten uit de export binnen, waarbij het toerisme steeds belangrijker wordt. In 1998 bedroegen de netto inkomsten uit het toerisme 4,3 miljard dollar. Negentig procent van de bevolking is werkzaam in de landbouw. Exportproducten zijn vooral cacao, kokosnoten, koffie, palmolie, rubber, specerijen, thee en tabak. De visserij is een voorname voedselbron. De mijnbouw is ook belangrijk met metalen als nikkel, aluminium, koper, ijzer, tin en zilver. De voornaamste industrieproducten zijn kleding, cement, kunstmest, papier en sigaretten, maar de productie van elektronische onderdelen en apparaten en de filmindustrie zijn in opkomst. Wanbeheer van de wouden heeft er toe geleid dat de houtreserves rond 2010uitgeput zullen zijn. Houtschaarste leidt weer tot illegale houtkap in natuurgebieden. De Indonesische munteenheid is de rupiah (Rp).

ONDERWIJS EN GEZONDHEIDSZORG

Opbouwprogramma's in de sectoren onderwijs, gezondheidszorg, maar ook (rurale) kredietverlening, drinkwater en riolering, kampongverbetering, electriciteitsvoorziening, transport en (tele) communicatie, brachten de 'vooruitgang' van de Nieuwe Orde tot in de verste onderdistricten van de archipel. Door in de basisbehoeften van de bevolking te voorzien, hoopte de Nieuwe Orde dat sociale onlusten achterwege zouden blijven en dat de toenmalige regering Soeharto geaccepteerd zou worden. Dit is ook voor een belangrijk deel gelukt, al bleef kritiek bestaan. De opbouwprogramma's hebben namelijk ook, evenals het landbouwbeleid, de sociale verschillen verscherpt. Dit leidde weer tot allerlei nieuwe maatschappelijke spanningen. Zo bleef de toegankelijkheid tot de nieuwe voorzieningen in veel streken buiten het bereik van de laagste economische groepen.
Bovendien verschilt de kwaliteit van de voorzieningen sterk van streek tot streek. In het algemeen kan gezegd worden dat hoe verder men zich van Jakarta/Java of van de provinciale centra verwijdert, hoe meer de kwaliteit afneemt.

RELIGIE

De diversiteit van het land Indonesië en zijn bewoners is zo groot, dat men er bijna alle wereldgodsdiensten kan aantreffen. Indonesië is het grootste moslim--land ter wereld en het meest oostelijk gelegen bolwerk van het hindoeïsme. In Indonesië vindt men het grootste boeddhistische monument ter wereld: Borobudur en enkele van de oudste christelijke kerken van Zuidoost Azië. Godsdienst is in Indonesië zeer belangrijk. Het geloof in een almachtige God is het eerste van de vijf principes van de Pancasila, de ideologische richtlijn van de Indonesische overheid en een van de belangrijkste factoren die de eenheid plachten te bevorderen. Het christendom, de islam, het hindoeïsme en het boeddhisme worden door de Indonesische overheid op voet van gelijkheid erkend. De vorm waarin de verschillende godsdiensten worden beleden, heeft enkele typisch Indonesische trekjes. Meer dan waar ook ter wereld zijn godsdiensten uit andere landen hier geaccepteerd en in overeenstemming gebracht met oeroude animistische tradities. Op Java schenken vrome moslims offergaven aan Nyai Loro Kidul, de Koningin van de Zuidelijke Zee en de verhalen uit het hindoeïstische epos Ramayana zijn er even bekend als de soera's (Hoofdstukken) uit de Koran. Op Sulawesi en Sumba houden christelijke dorpsbewoners overdadige feestmaaltijden en brengen offers om hun doden met gepaste eer naar het hiernamaals te begeleiden. Ook de hindoes op Bali hebben animistische elementen in hun geloof opgenomen. De belangrijkste godsdienst in Indonesië is de islam, die in de 13e en 14e eeuw na Chr. werd geïntroduceerd. Mystici verbreidden de nieuwe godsdienst aan de hoven van de hindoeïstische vorsten; Arabische en Voor-indische specerijhandelaren bij het gewone volk. De islam werd door de hele archipel verbreid door met name de Buginezen, een volk van zeevaarders en handelaren dat oorspronkelijk afkomstig was uit Zuid-Sulawesi. In het algemeen is de Indonesische variant van de islam minder puriteins dan de Middenoosterse. Grote aantallen orthodoxe moslims vindt men alleen in Aceh in Noord-Sumatra, op West-Java en bij de Buginezen.
De op een na grootste godsdienst van Indonesië is het Balinese hindoeïsme, dat elementen bevat die niet door orthodoxe hindoes uit India zouden worden erkend. In de 16e en 17e eeuw vluchtten de priesters en edelen uit de hindoeïstische vorstendommen op Java naar Bali voor de opkomende islam. Op Bali treft men de laatste sporen van het Javaanse hindoeïsme aan.
Het christendom vindt men vooral in uithoeken van de archipel. Enkele christelijke gebieden, zoals Ambon, Flores en de streek Minahassa in Noord-Sulawesi, werden al aan het begin van de koloniale tijd gekerstend. Andere christelijke bolwerken, zoals de binnenlanden van Kalimantan en Irian Jaya en het bergland van Tanah Toraja, waren hetzij onbegaanbaar of te gevaarlijk voor missionaire arbeid. In al deze gebieden zijn varkens belangrijk als culturele symbolen of als bron van voedsel. Dit is een van de redenen waarom het christendom hier meer succes heeft dan de islam.

Godsdienst per regio
Sumatra is bijna honderd procent islamitisch. In de provincie Aceh is de islam het nadrukkelijkst aanwezig. De meeste Toba-Bataks zijn echter christenen. De Dajaks uit Noord-en Oost-Kalimantan zijn voor het merendeel christenen, terwijl de bewoners van de kustgebieden in Kalimantan vooral moslims zijn.
Java is bijna geheel islamitisch, althans in naam, want veel Javanen geloven sterk in geesten en beoefenen een vorm van meditatie die kebathinan wordt genoemd. De schuchtere Badui uit West-Java praktizeren een oude vorm van boeddhisme, terwijl de Tengger bij de vulkaan Bromo de laatste mensen zijn die een oude godsdienst belijden die ooit op het hele eiland praktijk was - het hindoeïsme.
Bali is hindoeïstisch met alleen in de kustdorpen wat moslims. Lombok is overwegend islamitisch met een gering aantal hindoes van Balinese herkomst. Het zuiden van Sulawesi is islamitisch. De Toraja's in het bergland zijn animistische christenen en de Minahassers in Noord-Sulawesi zijn bijna allemaal christenen. De noordelijk gelegen eilanden van de Molukken, met name Ternate en Tidore, zijn islamitisch. De bewoners van de Zuid-Molukken zijn christenen of moslims. De meeste stammen in het binnenland van Irian Jaya zijn nu, na jaren bekeringsarbeid door missionarissen, in naam christelijk.

De ramadan
In Indonesië wordt de ramadan of puasa, de vastenmaand, op dezelfde wijze gevierd als elders in de islamitische wereld. Tussen zonsopgang en zonsondergang mogen moslims niet drinken, eten en roken - een ghele opgave voor een volk dat tot de grootste tabakgebruikers ter wereld behoort. Tijdens de ramadan zijn op het platteland of in gebieden in Java, Sumatra en Zuid-Sulawesi waar veel orthodoxe moslims wonen de meeste restaurants gesloten. Als een restaurant al open is, is dat van buiten niet te zien. Bezoekers dienen zich tijdens de ramadan enigszins terughoudend op te stellen. Aan het eind van de ramadan vindt het grote feest van Idul Fitri of Lebaran plaats. Dit is een tijd waarop men gasten ontvangt en op bezoek gaat. Het lijkt wel of elke Indonesische moslim dan op reis is.

De roep van de muezzin
Moslims worden overal ter wereld, zo ook in Indonesië, geacht vijf maal daags te bidden. Natuurlijk doet niet iedereen dit, maar toch roept de imam de gelovigen 's ochtends vroeg op voor het gebed.

Missionarissen
Nog steeds zijn christelijke missionarissen actief in Midden-Sulawesi, Kalimantan en Irian Jaya. Men kan afgelegen dorpen vaak alleen bereiken met de vliegtuigjes van de Missionary Aviation Fellowship (MAF). De meeste missionarissen komen uit Amerika, Europa of Australië, maar er zijn ook steeds meer Indonesiërs actief in de missie.

De ideeën over godsdienst
Veel Indonesiërs met wie je in gesprek komt, vragen naar je godsdienst. Je kunt beter niet beginnen over atheïsme of agnosticisme, want dat begrijpt men meestal niet. Zelfs identiteitskaarten in Indonesië vermelden de geloofsovertuiging.

De rol van de vrouw
Indonesische vrouwen hebben relatief veel vrijheid. Zelfs in orthodox-islamitische gebieden zoals Aceh bestaat geen plicht tot purdah; de vrouwen dragen er geen sluiers, maar bedekken soms wel hun gezicht met een sjaal. De scheiding der seksen blijft beperkt tot de moskee en een van de belangrijkste nationale feestdagen, Kartinidag, is ter ere van een Javaanse strijdster voor de rechten van de vrouw.


CULTUUR

Het gewicht van Java is groot. Zestig procent van de bevolking woont er. Maar buiten Java wonen nog zo'n 300 andere volken, allemaal met hun eigen culturen. In de 'buitengewesten' ervaart de bevolking het regeringsstreven naar nationale eenheid vaak als 'Javanisatie' Een andere culturele factor met een politieke lading is de positie van de islam.

Een van de redenen waarom er in Indonesië zoveel vormen van kunst worden beoefend, is dat het land op de grens ligt van Azië en Melanesië. Uit Azië komen de boeddhistische en hindoeïstische tradities met de bijbehorende voorstellingswereld. Vaak zijn deze vermengd met oudere religieuze en artistieke elementen die uit het animisme voortkomen. Het grove houtsnijwerk van de Asmat uit Irian Jaya en de fijnbewerkte totempalen van de Dajaks uit Kalimantan geven een indruk van de gecompliceerde relatie tussen geesten en de natuur. De afgebeelde vormen zijn vaak gestileerde weergaven van wolken, bomen of goden.
Omdat tussen de eilanden en de volken die er wonen grote afstanden liggen, is culturele eenheid ver te zoeken. Er zijn onnoemelijk veel etnische groeperingen. Sommige gebieden in Indonesië zijn zo onbegaanbaar, dat groepen die enkele kilometers uit elkaar wonen totaal verschillend zijn. Tegenwoordig wordt de eenwording van het land versterkt door het gebruik van vliegtuigen, de invloed van de televisie en andere vormen van communicatie. Toch blijven veel etnische groepen vasthouden aan hun eigen kunst en cultuurvormen. De overheid moedigt hen hiertoe aan.

Textiel
Bijna alle buitenlanders die Indonesië bezoeken kopen plaatselijk gefabriceerd textiel: kleding, tafelkleden, batikkunst of gewoon een lap stof. Midden-Java staat vooral bekend om zijn batiks. Batiks worden gemaakt door waspatronen op katoen te stempelen of te schilderen en de lap dan te verven. In de Kleine Sunda Eilanden, met name op Sumba, vindt men de oorsprong van een andere bekende Indonesische textielbewerkingstechniek: ikat. Ikat betekent 'binden'; de draden worden om een lijst gebonden en geverfd en daarna tot stoffen verweven. Hoewel er tegenwoordig steeds minder plantaardige kleurstoffen worden gebruikt, zijn de traditionele donkere tinten rood, blauw en bruin nog steeds geliefd.

Uitvoerende kunsten
Overal in Indonesië wordt bij belangrijke gebeurtenissen, in het bijzonder bij huwelijk en overlijden, muziek gemaakt, gezongen en gedanst. Op de meeste eilanden in West -en Midden -Indonesië bezit men bronzen gongs, bamboefluiten en eenvoudige snaarinstrumenten. De meest complexe orkesten vindt u op Java en Bali: maximaal 30 musici produceren muziek met metalen percussie-instrumenten, trommels en gongs, enkele fluiten, snaarinstrumenten en de menselijke stem. Zo'n ensemble wordt gamelan genoemd. De gamelan begeleidt dansvoorstellingen of een poppenspel, waarin meestal hindoe-legenden worden uitgebeeld. De muziek-, dans-en toneelvoorstellingen op Bali zijn voor de meeste bezoekerstoeristen het aantrekkelijkst: levendig, kleurrijk en ritmisch. De gratie van de hofdansers en de behendigheid van de wajangspelers in Midden-Java zijn echter ook een bezoek waard.

Hout-steen en metaalbewerking
Het bewerken van hout, steen en metalen zoals brons, zilver en goud is een eeuwenoud ambacht dat overal in de archipel wordt beoefend. De graftomben op de Kleine Sunda Eilanden en de beelden in Midden-Sulawesi zijn voorbeelden van neolitische steenhouwkunst, terwijl de schitterende reliëfs die nog steeds worden gemaakt voor de tempels op Bali een voortzetting zijn van een duizend jaar oude traditie op Java. Van de moerassen van Irian Jaya tot het bergland van Sumatra vindt u veel verschillende houtbewerkingstechnieken. In de bergen van Sumatra versieren dorpsbewoners hun clanhuis met bewerkte en beschilderde panelen. Ter gelegenheid van een feest dossen de volken van Indonesië zich prachtig uit. Voorbeelden van kleurige kralen uit Kalimantan zijn te zien in de musea en winkels in Jakarta. De meeste provinciale musea bevatten voorwerpen van fijnbewerkt goud of zilver. De zilveren sieraden uit Yogyakarta, die nog steeds op de oude ambachtelijke wijze worden gemaakt, zijn schitterend.

Op drukke markten en in levendige dorpen krijgt de bezoeker een indruk van de lange geschiedenis en het grote aantal culturen van Indonesië. Veel traditionele ambachten zijn diep geworteld in de cultuur van het eiland waar ze vandaan komen.

Wat is waar te koop?
Java:
Jakarta is een goede plaats voor de aanschaf van antiek (Nederlands en Indonesisch), kleding en hebbedingetjes.
In Yogyakarta vindt u houtsnijwerk, zilverwerk, lederwaren, batik en wajangpoppen. Solo biedt poppen, batik, houtsnijwerk,aardewerk en antiek.
Sumatra:
In Medan verkoopt men een ruime sortering kunstnijverheidsproducten en producten uit Kalimantan. Padang heeft van palmbladen gevlochten manden en textiel. Kijk uit naar prachtige, simpele houten schalen en borden uit Siberut. Kota Gedang (Bukittinggi) is een goede plek voor filigreinwerk.
Kalimantan:
Samarinda is een goede plek voor antiek Chinees keramiek, schitterend Dajak-houtsnijwerk en prachtige zijden sarongs. Bandjarmasin is beroemd om zijn edel-en half-edelstenen, in het bijzonder diamanten.
Bali:
Kuta is een van de belangrijkste kunstnijverheidscentra in Zuidoost -Azië. Men maakt er voorwerpen van zilver, hout en steen, schilderijen, maskers en kleding.
Lombok:
Ongeveer dezelfde productenmix als Bali, maar bovendien mooi, zwaar aardewerk en schitterende stoffen.
Sulawesi:
Ujang Pandang is een goede plek voor het kopen van zilver, filigreinsieraden en felgekleurd zijde. In Rantepao vindt u kralenkettingen, wanddecoraties, houten panelen en messen met ebbehouten heft.
Nusa Tenggara:
Op de meeste van de Kleine Sunda Eilanden weeft men unieke stoffen.

Eten en drinken
Het Indonesische eten, vooral dat op Java en Sumatra, is over het algemeen
heet. Het meest gepeperde eten komt uit de streek rondom Padang in West-Sumatra. Hoe verder men naar het oosten reist, des te minder heet het eten wordt, zo luidt de algemene regel. Maar waar in het land je ook bent, in de meeste gerechten liggen wel enkele rode pepertjes op de loer!
Rijst is bijna overal in Indonesië het hoofdbestanddeel van de maaltijd. Het vervangt zowel brood als aardappelen. In het oosten van het land is rijst moeilijker te verbouwen. In de Molukken en Irian Jaya zijn daarom maniok, zoete aardappelen en vooral sago de basisingrediënten van het dagelijks menu. De meeste Indonesiërs vinden vlees nogal duur. Het wordt meestal alleen in kleine hoeveelheden als bijgerecht gegeten. Kip en geitenvlees zijn overal in het land verkrijgbaar, maar verwacht op het islamitische Java en in het grootste deel van Sumatra geen varkensvlees; op het hindoeïstische Bali geen rundvlees. Verse en gedroogde vis is voor tientallen miljoenen Indonesiërs de voornaamste bron van eiwit. Veel Javaanse gerechten bevatten tofoe (tahoe) of tempeh, gemaakt van sojabonen.
Alleen om het fruit te proeven, zou Indonesië al een bezoek waard zijn.
Kokosolie en kokosmelk worden in veel sauzen gebruikt. Vooral in Sumatra en Java worden gedroogde visjes en pepers vermalen tot een bedenkelijk ruikende pasta die aan gerechten kan worden toegevoegd. Hoewel iedere streek zijn eigen specialiteiten heeft, zijn sommige gerechten overal in het land verkrijgbaar. Niet alle regionale specialiteiten zien er even smakelijk uit.

Longhouses
Overal in Borneo vindt men longhouses. Deze huizen passen zeer goed bij de cultuur en het klimaat ter plaatse. Longhouses staan hoog boven de grond op palen met oog op de ventilatie en vroeger ook voor de verdediging. Ze kunnen meer dan 100 m. lang zijn en tientallen gezinnen huisvesten. In het gebouw heeft ieder gezin zijn eigen appartement, met een kook-, een slaap-en een eetgedeelte. Een lange, overdekte, vaak fraai bewerkte veranda vormt de gemeenschappelijke ruimte. Kinderen spelen hier, oudjes zitten voor zich uit te staren en er wordt rijst gestampt. Men heeft er geen last van de zon en de regen.
Voor het longhouse staan soms 6 m. lange totempalen met afbeeldingen van woeste krijgers, die boze geesten moeten afschrikken. Voor dit doel hebben sommige figuren enorme penissen. Logeren in een longhouse is een onvergetelijke ervaring. Het is moeilijk de slaap te vatten door het lawaai van onder het huis scharrelende kippen en varkens, het stampen van de rijst, huilende kinderen en blaffende honden.

'Antiek'
De ambachts-en handelslui in Indonesië realiseren zich al lang dat buitenlandse bezoekers veel geld over hebben voor antiek. Hele dorpen leven van de 'antiekproductie', bijvoorbeeld Modjokerto in Oost-Java, waar schitterende replica's van 13de -eeuwse vazen en kruiken in Majapahit-stijl worden gemaakt. Wie echte Asmat-kunst wil kopen, moet oppassen. Er zijn veel in Java en Bali gemaakte falsificaties op de markt. In 1993 hebben Asmat-houtsnijders geprobeerd de mensen uit een Javaans dorp voor de rechter te slepen wegens het schenden van het copyright.

GEOGRAFIE

Indonesië heeft een oppervlakte van ongeveer 1.950.000 km² en is daarmee het grootste land van Zuidoost -Azië en de grootste eilandengroep ter wereld. Het land strekt zich uit over zo'n 5150 km. Ongeveer 70 procent van de bevolking woont op Java. Andere belangrijke eilanden zijn Sumatra en Sulawesi. Hierbij komen nog Kalimantan, het Indonesische deel van het eiland Borneo, en Irian Jaya, het Indonesische deel van Nieuw-Guinea. Het Indonesische landschap is vaak ruig. De moerassige kustvlakten gaan over in dicht regenwoud en in de ondiepe zeeën vindt men talloze koraalriffen. De bergen en de geologische structuur zijn vaak van vulkanische oorsprong. Veel vulkanen in dit geologisch onrustige gebied zijn nog actief. Indonesië ligt in een gebied waar drie tektonische platen samenkomen en aan de randen van deze platen komen veel aardbevingen en vulkaanuitbarstingen voor. Nieuw-Guinea en de eilanden daar in de buurt liggen op het Sahul Plat, dat deel uitmaakt van de Australische Plaat. Borneo, Java, Bali, Sumatra, Lombok en Nusa Tenggara liggen op het Sunda Plat, dat deel uitmaakt van de Eur-aziatische Plaat. Tot ongeveer 10.000 jaar geleden, toen de Java Zee ontstond, waren deze eilanden verbonden met het vasteland van Azië. Sulawesi, Maluku (de Molukken) en delen van de zee ertussen behoren tot dezelfde geologische eenheid als Japan en de Filippijnen. Waar deze platen samenkomen, bevinden zich diepe troggen, waaronder de beroemde Java Trog met een diepte van 7450 m.

Landverbindingen
Sommige delen van Indonesië waren vroeger verbonden met continenten. Irian Jaha zat vast aan Australië, terwijl Sumatra, Java, Bali en Kalimantan verbonden waren met het vasteland van Azië. De voorouders van de Australische aboriginals en de bewoners van Tasmanië bereikten hun woongebied via deze landbruggen. De Molukken, Nusa Tenggara en Sulawesi hebben nooit vastgezeten aan continenten.

Vulkanen
Men schat dat er in Indonesië ongeveer 128 actieve vulkanen zijn. De bekendste is ongetwijfeld de Krakatau (Rakata), een eilandvulkaan tussen Java en Sumatra. Na de uitbarsting van de Krakatau in 1883 werd overal ter wereld de zonsondergang feller van kleur. De uitbarsting veroorzaakte aan alle kusten van Zuidoo00st -Azië vloedgolven, die duizenden doden tot gevolg hadden. De explosie was op bijna 5000 km. afstand te horen. Het eiland knalde letterlijk uit elkaar, maar door de voortdurende vulkanische activiteit wordt het nu weer langzaam opgebouwd. Andere bekende vulkanen zijn de Agung (op Bali), die na 150 jaar sluimeren in 1963 met veel geweld uitbarstte, en de Merapi (bij Yogyakarta op Java), waarvan de veelvuldige uitbarstingen door de omwonenden worden verdragen omdat ze de vruchtbaarheid van de bodem verhogen. Ook de Galunggung (in West-Java) doet nog wel eens van zich spreken. Bij de uitbarsting van deze vulkaan in 1982 kwam een zo grote hoeveelheid as in de bovenste laag van de atmosfeer terecht, dat een passagiersvliegtuig bijna verongelukte. Uitbarstingen van de Kelud (bij Kediri op Java) kunnen veel dood en verderf zaaien doordat water uit het kratermeer samen met de as snelstromende lahars (modderstromen) vormen. Toch zijn vooral de Kelud en de Merapi populair bij klimmers, evenals de Semeru (Java), de Rinjani (Lombok) en de twee op elkaar lijkende, naast elkaar gelegen vulkanen Pangrango en Gede (Java). In de meeste steden en aan universiteiten zijn bergbeklimmersclubs te vinden.

De ring van vuur
Indonesië ligt in een gebied met zeer veel vulkanische activiteit, dat deel uitmaakt van de zogenaamde 'ring van vuur'. Dit is een zone die rond de Grote Oceaan ligt en onder andere bestaat uit Japan, Nieuw-Zeeland en de Amerikaanse Westkust.

Rivieren en zeeën
Als eilandbewoners zijn Indonesiërs voor hun vervoer en communicatie altijd meer aangewezen op zeeën dan op rivieren, maar op sommige plekken zijn rivieren wel belangrijk, vooral op Kalimantan. De ondiepe zeeën rond de archipel spelen een belangrijke rol als klimaatfactor en als voedselbron. Bovendien worden ze ook steeds belangrijker voor het toenemende toerisme. Aan de kust van Java, Bali, Noord-Sulawesi, de Molukken, Flores en elders kan men duiken en op verschillende eilanden van de Pulau Seribu (de Duizend Eilanden), een groep van ongeveer 110 eilanden in de baai van Jakarta, worden toeristische faciliteiten aangelegd. De noordelijke eilanden zijn buitengewoon geschikt om te duiken of te snorkelen.

Flora en fauna
Alfred Russel Wallace, die samen met Charles Darwin de geestelijk vader is van de evolutietheorie, stelde dat er tussen Borneo en Bali enerzijds en tussen Sulawesi en Lombok anderzijds een scheidslijn loopt. Ten oosten van deze lijn lijken de dieren meer op die van Australië, bijvoorbeeld buideldieren zoals de buideldas en de koeskoes. Ten westen ervan lijken de dieren meer op die van Azië, zoals olifanten, orang-oetans, neushoorns, tapirs en tijgers. Sommige diersoorten komen alleen in Indonesië voor. De bekendste hiervan is de komodovaraan, een reuzenhagedis die alleen op de eilandjes Komodo en Rinca wordt aangetroffen. Dit is een beschermde diersoort, evenals de resterende groepen orang-oetans op Sumatra en Kalimantan en de Sumatraanse en Javaanse neushoorn, waarvan er nog 50-60 exemplaren over zijn. De grote banteng, een wild rund, is ook beschermd. In Kalimantan leeft een unieke soort neusaap en op Sulawesi komen de babirusa voor, een groot wild zwijn, en de anoa, een klein beschermd soort rund. Sommige inheemse insekten zijn zeer groot, bijvoorbeeld de atlasvlinder en sommige soorten wandelende tak, die wel 20 cm. lLang kunnen worden. In het regenwoud groeien 40.000 soorten bloeiende planten, van de grootste bloem ter wereld, de Rafflesia arnoldii, tot minuscule orchideeën. In Indonesië worden ten minste 3000 boomsoorten aangetroffen. Veel boomsoorten zijn van economische betekenis, omdat er in het buitenland veel geld voor wordt betaald. De overheid beheert het grootste deel van het bos: bijna 13 miljoen ha. Een goede inleiding op de natuurrijkdom van Indonesië is de website van wetenschapper Ed Colijn: www.bart.nl/-edcolijn

KLIMAAT

De meeste delen van Indonesië hebben een tropisch klimaat. Dit wordt voornamelijk bepaald door de ligging van het land rond de evenaar en het feit dat het uit zoveel eilanden bestaat. Een derde bepalende factor is de positie die het land inneemt tussen het Australische en het Aziatische continent, wat van invloed is op de moessonseizoenen. De temperatuurverschillen op de afzonderlijke eilanden variëren meer met de hoogte van het land dan met de geografische ligging. De hoogste gemiddelde temperaturen vindt men aan de kust op zeeniveau. Er zijn twee moessonseizoenen: De oostmoesson, die heerst van juni tot september, wordt vooral in het oosten van het land gekenmerkt door droog weer. De westmoesson daarentegen, die van december tot maart duurt, brengt zware regenval, in het bijzonder in het westen van het land. Zelfs buiten de tijd van de westmoesson valt er over het algemeen veel neerslag op de westelijk gelegen eilanden: Sumatra en Kalimantan hebben niet echt een droge periode en korte, zeer hevige stortbuien komen er het hele jaar voor. De luchtvochtigheid is hoog, meestal tussen de 75 en de 100 procent. Overal in Indonesië komen 's middags vaak onweersbuien voor.

Klimaat van uitersten
Het natste deel van Indonesië ligt rond de berg Slamet, in Midden-Java: de gemiddelde jaarlijkse regenval kan hier meer dan 7000 mm. bedragen. In de ergste storm in de geschiedenis van Indonesië viel er op één dag 800 mm. regen. In de Paluvallei in Midden-Sulawesi valt er daarentegen ieder jaar gemiddeld maar 500 mm. regen.


FLORES (NUSA TENGGARA)

Steeds meer mensen gaan Nusa Tenggara (de Kleine Sunda Eilanden) beschouwen als een van de boeiendste delen van Indonesië. Men vindt er dorpen en culturen die door hun geïsoleerde ligging eeuwenlang onveranderd zijn gebleven. Het culturele erfgoed op de Kleine Sunda Eilanden is, naar Indonesische maatstaven, goed bewaard gebleven.

Flores dankt zijn naam aan de 16de -eeuwse Portugese sandelhouthandelaren, die het eiland Cabo dos Flores (bloemenkaap) noemden. Het is het spectaculairste eiland van Nusa Tenggara.

Flores is ongeveer 375 km. lang en 60 km. breed en is een van de vulkanisch actiefste eilanden ter wereld. Rond het eiland liggen prachtige koraalriffen waar men kan duiken en snorkelen. De cultuur en tradities van de vijf stammen van Flores zijn zo gevarieerd en boeiend als het eiland zelf.

Larantuka
In het haventje van Larantuka aan de voet van de actieve vulkaan Ili Mandiri vertrekken de boten naar Alor en Selor. Op Goede Vrijdag dragen de bewoners van Larantuka onder leiding van de leden van een kloosterorde die de Konfrerie heet een Mariabeeld door de stad. Men zingt daarbij liederen in het Latijn en het Oudportugees, waar natuurlijk niemand meer iets van begrijpt.

Maumere en omgeving
Tot november 1992 was het kustplaatsje Maumere hard op weg om een belangrijk centrum voor de duiksport te worden. Maar toen werden de koraalriffen ernstig beschadigd door een aardbeving en een vloedgolf veegde verscheidene vissersdorpen van de kaart. De koraalriffen herstellen zich voorspoedig. Ladalero is een katholiek seminarie dat hoog in de heuvels boven Maumere ligt. Het biedt een fraai uitzicht over de baai en een interessant museum. Sikka, aan de zuidkust (40 minuten rijden), is het voornaamste weefcentrum van Oost-Flores.

Moni en omstreken
Moni ligt prachtig in een diep dal. In Wolowaru staan interessante adathuizen met bizarre palmdaken en van binnen houtsnijwerk. De drie bekendste weversdorpen zijn: Ngella, Wolojita en Jopu.

De Keli Mutu
De drie kratermeren van de Keli Mutu hoog boven Moni zijn heel bijzonder: elk meer heeft een andere kleur en af en toe veranderen de kleuren. De twee grootste zijn van elkaar gescheiden door een smal rotswandje.

Bajawa en omstreken
Op de dorpspleinen van de vele dorpen bij Bajawa zijn ngadu's en bhaga's opgebouwd. De ngadu is een met snijwerk versierde paal met een rieten dakje erop. Het is een symbool voor de mannelijke voorouders. De vrouwelijke afstammingslijn wordt gesymboliseerd door de bhaga, een klein huisje dat de baarmoeder voorstelt. Van alle adatdorpen in de omgeving is Bena het best bewaard gebleven. Er zijn vestingwerken, rijen ngadu's en bhaga's, megalieten en er kan genoten worden van een fraai uitzicht. In Langa op de weg naar Bena staan ook ngadu's en bhaga's en men maakt er mooie stoffen. Wie 20 minuten in de richting van de Inieri loopt, komt in een spectaculair breukdal.
Soa, 30-40 minuten van Bajawa, is gebouwd op een groot, door de rotsen gevormd amfitheater. Het dorp Boawae (1 uur) is het centrum van de Nage-Keo-stam.

Riung
Een tocht naar dit haventje dat in een beschutte baai ligt en mooie koraalriffen heeft, is een absolute aanrader. In deze streek leven enorme varanen, sommige even groot als die op Komodo. Bij zonsondergang verduisteren grote zwermen vliegende honden het zwerk.

Ruteng
Ruteng is de hoofdstad van de Manggarai-stam en ligt hoog op een helling van een werkende vulkaan. Dit gebied staat bekend om de caci-zweepgevechten. Het bloed dat wordt vergoten, beschouwt men als een offergave aan de geesten van de voorouders. De gevechten worden gehouden bij huwelijken en belangrijke ceremonies en zijn het hoogtepunt van de festiviteiten op onafhankelijkheidsdag (17 augustus). Enkele oude ronde Manggarai-huizen zijn te zien in Todo, 1 uur van Ruteng.